6.4 Load balancer
Indien u het laadstation wilt installeren in combinatie met een load balancer
dient u deze op de volgende wijze aan te sluiten in het laadstation. De
installatie instructie van het laadstation in de meterkast kunt u vinden in de
handleiding van de load balancer zelf.
De data kabel vanuit de load balancer dient op de grijze klem aangesloten te
worden (zie tekening).
6.5 Master-Slave
Indien u de laadstations in Master– Slave wenst aan te sluiten dient u dit
op de volgende wijze te doen. Vanuit de master kunt u de eerste master
middels een data kabeltje verbinden. Verbind de laadsystemen middel het
rode klemmetje (zie tekening).
Let op!
Zorg er voor dat de eerste master en de laatste slave een weerstandje van 120
ohm heeft.
7. ONDERHOUD
Maak het laadstation altijd spanningsvrij en lees de
gebruiksaanwijzing voordat je onderhoud of storingen gaat
behandelen.
Reparatie of vervangen van componenten mag alleen met
de door de leverancier goed bevonden producten. Reparaties
en vervangingen dienen altijd door een bevoegd / specialist
worden uitgevoerd.
Het onderhoud moet altijd voldoen en worden uitgevoerd
conform NEN3140 en NEN 50110 laagspanning Euro-norm.
Controleer het laadstation op lekkages. Contoleer de aansluitingen van de
hoofdstroombekabeling en zorg voor een vaste verbinding van max. 5 Nm.
Beschadigingen aan het laadpunt behandelen met roestwerende verf.
8. TRANSPORT EN OPSLAG
Vervoer het laadstation vlak en in de bijgeleverde doos en voorkom dat de
lak beschadigt. Dit zal roestvorming kunnen veroorzaken.
Het opslaan van het laadstation bij voorkeur in een droge, niet
vochtige ruimte. Voor het takelen van het laadstation bevinden zich
2 bevestigingsgaten t.b.v. hijsogen bovenop aan de zijkanten van het
laadstation. De hijsogen kunnen er na plaatsen afgeschroefd worden.
Enkel een bevoegde monteur mag het laadstation hijsen, om zo een veilige
werkomgeving te kunnen garanderen.
9