Veiligheidsinstructies
Veiligheidsinstructies voor de
bediening
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Gebruik het apparaat niet zonder bescher-
ming tegen vallende voorwerpen in berei-
ken waar de mogelijkheid bestaat dat de
bediener wordt geraakt door vallende voor-
werpen.
– Het apparaat met de werkinstallaties
moet voor gebruik gecontroleerd worden
op deugdelijkheid en bedrijfsveiligheid.
Indien zij niet in goede staat verkeren,
mag u de apparatuur niet gebruiken.
– Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige vei-
ligheidsvoorschriften in acht genomen
worden. Niet gebruiken in ruimtes met
ontploffingsgevaar.
– Degene die het apparaat bedient dient
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
– Voor de aanvang van de werkzaamhe-
den moet de bediener zich ervan verge-
wissen dat alle veiligheidsinrichtingen
volgens de voorschriften zijn aange-
bracht en functioneren.
– De bediener van het apparaat is verant-
woordelijk voor ongevallen met andere
personen of hun eigendom.
– Erop letten dat de bediener nauw aan-
sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel
dragen en losse kledij vermijden.
– Voor het starten de onmiddellijke om-
geving van het apparaat controleren
(bv. kinderen). Letten op voldoende
zichtbaarheid!
– Het apparaat mag nooit onbeheerd
worden achtergelaten, zolang de motor
nog draait. Degene die het apparaat be-
dient mag het pas verlaten, wanneer de
motor is uitgezet, het apparaat tegen
onbedoelde bewegingen is beveiligd en
de handrem is aangetrokken.
– Om onbevoegd gebruik van het appa-
raat te voorkomen, dient men de con-
tactsleutel te verwijderen.
– Het apparaat mag alleen door perso-
nen worden gebruikt die voor de om-
gang ermee zijn opgeleid of hun vaar-
digheden in het bedienen hebben aan-
getoond en uitdrukkelijk de opdracht
hebben gekregen voor het gebruik.
– Dit apparaat is niet ervoor gedacht,
door personen (inclusieve kinderen)
met beperkte fysieke, sensorische of
geestelijke mogelijkheden of door ge-
brek aan ervaring en/of door gebrek
aan kennis te worden benut, tenzij deze
personen door personen worden geob-
serveerd die voor hun veiligheid verant-
woordelijk zijn of door deze hun instruc-
ties hebben verkregen, hoe het appa-
raat dient te worden gebruikt.
– Over kinderen dient toezicht te worden
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
Veiligheidsinstructies voor de
rijmodus
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
– Er mogen enkel hellingen en dalingen
in rijrichting tot 18% bereden worden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
– Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
– Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 15% berijden.
De rijsnelheid moet aan de omstandighe-
den van dat moment aangepast worden.
Veiligheidsinstructies voor de
verbrandingsmotor
Gevaar
Verwondingsgevaar!
– Neem de bijzondere veiligheidsinstruc-
ties in de gebruiksaanwijzing van de
motorfabrikant in acht.
– De uitlaat mag niet geblokkeerd wor-
den.
– Niet over de uitlaat buigen of deze aan-
raken (verbrandingsgevaar).
– Aandrijfmotor niet aanraken of vastpak-
ken (verbrandingsgevaar).
– Benzine-/dieselmotor: Het is verboden
om het apparaat binnen te gebruiken
(vergiftigingsgevaar).
– Uitlaatgassen zijn schadelijk voor de
gezondheid, ze mogen niet worden in-
geademd.
– De motor heeft ca. 3 - 4 seconden na-
loop nodig na het uitzetten. In deze tijd
absoluut uit de buurt blijven van het
aandrijfbereik.
Veiligheidsinstructies over het
transport van het apparaat
– Bij vervoer van het apparaat dient u de
motor af te zetten en het apparaat goed
vast te zetten.
Brandstofkraan sluiten.
2
-
NL
Veiligheidsinstructies over
verzorging en onderhoud
– Voor reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden van het apparaat, het ver-
vangen van onderdelen of het ombou-
wen voor een andere functie dient het
apparaat te worden uitgeschakeld en
eventueel de contactsleutel te worden
verwijderd.
– Bij werkzaamheden aan de elektrische
installatie moet de batterij afgeklemd
worden.
– Het schoonmaken van het apparaat
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
– Reparaties mogen uitsluitend door
goedgekeurde klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende veiligheidsvoorschriften ver-
trouwd zijn.
– Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
– Werkzaamheden aan het apparaat al-
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.
Functie
De veegmachine werkt volgens het over-
slagprincipe.
– De zijbezems (3) reinigen hoeken en
kanten van het veegoppervlak en trans-
porteren het vuil in de baan van de vee-
grol.
– De roterende veegrol (4) transporteert
het vuil direct in de veeggoedcontainer
(5).
– Het in de container opgejaagde stof
wordt via de stoffilter (2) gescheiden en
de gefilterde schone lucht wordt door
het zuigventiel (1) weggezogen.
57