3.5.1
3.5.2
3.5.3
20
Koud waterzijdig
Zie (A) in het aansluitschema (3.4 "Aansluitschema").
1. Indien de waterleidingdruk meer dan de voorgeschreven specificaties (3.3.2
"Algemene gegevens") druk is, plaats dan een goedgekeurd reduceerventiel (1).
2. Plaats koud waterzijdig een goedgekeurde inlaatcombinatie (2) overeenkomstig de
geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften").
3. Sluit de overstortzijde van de inlaatcombinatie (2) aan op een open
waterafvoerleiding.
4. Monteer een T-stuk tussen de inlaatcombinatie (2) en de toestelaansluiting t.b.v. een
aftapkraan.
5. Monteer een aftapkraan (de kraan is niet meegeleverd).
Let op
Een inlaatcombinatie is verplicht. Monteer deze zo dicht mogelijk bij het toestel.
Waarschuwing
Tussen inlaatcombinatie en het toestel mag nooit een afsluiter of terugslagklep geplaatst
worden.
Let op
Tijdens opwarmen van het toestel zal expansiewater (als gevolg van temperatuur-
verhoging) via de overstort van de inlaatcombinatie de afvoer in druppelen. Dit is een
normaal verschijnsel. Het druppelen mag nooit verhinderd en/of geblokkeerd worden. De
afvoer dient te allen tijde vrij te blijven t.o.v. omgeving.
Warm waterzijdig
Zie (B) in het aansluitschema (3.4 "Aansluitschema").
1. Monteer de boven flens (2" aansluiting) incl. de afdichting d.m.v. bout/moer-
verbinding (6x M10).
2. Optioneel: monteer een temperatuurmeter (12) ter controle van de temperatuur van
het tapwater.
3. Sluit de overstortzijde van de T&P (3) aan op een open waterafvoerleiding.
4. Monteer een afsluiter (11) in de warmwateruitgangleiding ten behoeve van
servicedoeleinden.
5. Is een circulatieleiding nodig, ga dan verder met het monteren van de
circulatieleiding (3.5.3 "Circulatieleiding").
Opmerking
Isolatie van lange warmwaterleidingen voorkomt onnodig energieverlies.
Circulatieleiding
Zie (C) in het aansluitschema (3.4 "Aansluitschema").
Indien men direct warm water ter beschikking wil hebben bij tappunten kan een
circulatiepomp geïnstalleerd worden. Dit verhoogt het comfort en voorkomt
waterverspilling.
1. Monteer een circulatiepomp (6) met een capaciteit overeenkomend met de grootte
en weerstand van het circulatiesysteem.
2. Monteer een terugslagklep (5) na de circulatiepomp om de circulatierichting te
garanderen.
3. Monteer voor servicedoeleinden twee afsluiters (4).
4. Sluit de circulatieleiding aan volgens het aansluitschema (3.4 "Aansluitschema").
Installatie-, gebruikers- en servicehandleiding