Bij de hermontage van de verstuiverhou-
der (1, Afb. 13, op p. 8) de moer (3) niet
volledig tegen de aanslag aandraaien
LET OP
met een aanhaalmoment van 15 Nm, zo-
als in de figuur hiernaast wordt getoond
(Afb. 14).
4.3 AFSTELLING ELECTRODEN
DE AFSTANDEN MOETEN WORDEN GE-
RESPECTEERD
LET OP
Voor het afstellen als volgt te werk gaan:
Plaats de spiraalhouder (1) tegen de verstuiver-
houder (2) en blokkeren met de schroef (3).
Voor eventuele regelingen de schroef (4) losdraa-
ien en de elektrodengroep (5) verplaatsen.
Om de electroden te kunnen regelen, voer de handeling
uit zoals beschreven onder "AANGEWEZEN VER-
STUIVERS" pag. 8.
4.4 POMPDRUK
De pomp verlaat de fabriek afgesteld op 12 bar.
Deze regeling kan worden aangepast met de schroef
(Afb. 8, op p. 5).
4.5 AFSTELLING BRANDERKOP
De afstelling van de branderkop varieert op grond
van het debiet van de brander.
De branderkop wordt afgesteld door de stelschroef
(5) in de richting van de klok of tegen de richting van
de klok in te dra aien totdat he t str eepje op de
regelaar (9) overeenstemt met de buitenkant van de
verstuiverhouder (1). In figuur 11 is de kop afgesteld
voor een debiet van 3,50 GPH bij 12 bar.
Het streepje 2,5 van de regelaar komt overeen met
de buitenkant van de verstuiverhouder, zoals
aangegeven in Tab. D, op p. 8.
4.6 REGELING VAN DE LUCHTKLEP
Om de luchtklep te regelen als volgt te werk gaan:
(Afb. 13, op p. 8):
Draai de moer (8) los en stel de klep af met behulp
van de schroef (7).
Als de brander stopt sluit de luchtklep automa-
tisch, tot aan een maximale onderdruk aan de
schouw van 0,5 mbar
Na de luchtklep afgesteld te hebben de moer (8)
weer aandraaien.
4,5
9
NL
D5684
0
– 0,5 mm
6
7
4
5
3
2
1
Afb. 14
D5085
mm
Afb. 15
2903004