Snapper Rider REX-300 Operator's Manual page 163

MOTOR
De eerste 5 uren
• Ververs de motorolie
Om de 8 uur of dagelijks
• Controleer het oliepeil van de motor
Om de 25 uur of jaarlijks*
• Reinig het motorluchtfilter en het voorfilter **
Om de 50 uur of jaarlijks*
• Ververs de motorolie
• Vervang het oliefilter
Jaarlijks
• Vervang het luchtfilter
• Vervang het voorfilter
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
• Inspecteer de geluiddemper
• de bougie te vervangen
• Vervang het brandstoffilter
• Reinig het luchtkoelsysteem van de motor
* Wat als eerste komt
**In stoffige omgevingen of als vuildeeltjes in de lucht aanwezig is,
moet u vaker reinigen.
Onderhoud van de motor
De motorolie vervangen
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op de juiste
manier worden afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval
af. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw
dealer voor veilige afvoer-/recyclingbedrijven.
1. Plaats bakstenen of houtblokken onder de voorwielen om de
achterkant van de motor omlaag te brengen.
2. Maak de olievuldop op de motor los.
3. Plaats een geschikte container die minstens 2 liter kan bevat-
ten onder het olieaftappunt (Afb. 23).
4. Verwijder of open de olieaftapplug (A of B, Afb. 23), afhankelijk
van het type olieaftapplug van de motor.
OPM.: De locatie van de olieaflaat kan per model verschillen.
5. Sluit of vervang na het aftappen van de olie de plug en veeg
eventueel gemorste olie weg. Voer de gebruikte olie op de
juiste manier af.
6. Vul de motor met verse olie. Zie "Olie peilen/bijvullen" in het
hoofdstuk Gebruik.
Het oliefilter vervangen (indien aanwezig)
Sommige modellen zijn uitgerust met een oliefilter. Voor vervan-
gingsintervallen zie het Onderhoudsschema.
1. Tap de olie af. Raadpleeg "De motorolie vervangen".
2. Verwijder het oliefilter (A, afbeelding 24) en voer dit op de juiste
wijze af.
OPM.: De locatie van het oliefilter kan per model verschillen.
3. Smeer de oliefilterpakking lichtjes met verse, schone olie in
voordat u het nieuwe oliefilter plaatst.
4. Installeer het oliefilter met de hand totdat de pakking contact
maakt met de oliefilteradapter en draai het oliefilter dan een 1/2
of 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie "Olie peilen/bijvullen" in het hoofdstuk Gebruik.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer of olielekkage
als de motor eenmaal is opgewarmd.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil opnieuw. Het moet tot
de bovenkant van de "full" markering op de peilstok zitten.
Het brandstoffilter onderhouden
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar en explo-
sief. Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk let-
sel veroorzaken.
• De motor nooit starten of laten draaien als de luchtfiltereen-
heid (indien aanwezig) of het luchtfilter (indien aanwezig) is
verwijderd.
LET OP
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan
het filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter oplossen.
Plat luchtfilter
1. Trek de hendel van de behuizing omhoog (A, Afb. 25). Draai de
hendel in de richting van de motor en verwijder de behuizing
(B).
2. Verwijder het voorfilter (C) indien aanwezig, en het filter (D).
3. Tik het filter voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil los
te make. Als het filter zeer vuil is, vervang het dan door een
nieuw filter.
4. Was de voorreiniger in water met een vloeibaar detergent. Laat
het dan goed aan de lucht drogen. Breng geen olie aan op het
voorfilter.
5. Installeer het droge voorfilter en het filter weer in het motorblok
(E).
6. Breng de nokken (F) op de behuizing in lijn met de openingen
(G) in de ventilatorbehuizing. Draai de hendel van de behuizing
terug en druk deze omlaag om hem te vergrendelen.
Cilindrisch luchtfilter
1. Verwijder de bevestigingen (A, afbeelding 26) en de luchtfilter-
kap (B).
2. Verwijder het filter (C), door het einde van het filter op te tillen
en het filter van de inlaat te trekken (D).
nl 19