Hach Lange 4-20 mA Module User Manual page 78

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 3
Optie
Omschrijving
DERIVATIVE
Stelt een afstelwaarde in voor vacillatie van het proces.
Bij de meeste toepassingen is regeling mogelijk zonder
gebruik te maken van de afgeleide instelling.
TRANSITIETIJD
Stelt de waarde in om de PID-regeling gedurende een
geselecteerde tijdsperiode te stoppen wanneer het
monster van de regelpomp naar de meetsensor gaat.
5. Selecteer SET FUNCTION>LOGARITMISCH (FUNCTIE
INSTELLEN>LOGARITMISCH) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Beschrijving
50% WAARDE
Stelt de waarde in die overeenkomst met 50% van
INSTELLEN
het procesvariabelenbereik.
20mA INSTELLEN
Stelt het hoge eindpunt (bovenste waarde) van het
procesvariabelenbereik in.
6. Selecteer SET FUNCTION>BILINEAIR (FUNCTIE
INSTELLEN>BILINEAIR) en selecteer vervolgens de van toepassing
zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
0/4mA INSTELL.
20mA INSTELLEN
KNIEPUNTWAARDE
INSTELL.
KNIEPUNTSTROOM
INSTELL.
Hold-modus voor fouten instellen
1. Selecteer INSTELLINGEN SYSTEEM>INSTELLINGEN
UITGANGEN>ERROR HOLD MODE (HOLD-MODUS VOOR
FOUTEN).
78 Nederlands
Omschrijving
Stelt het lage eindpunt van het
procesvariabelenbereik in.
Stelt het hoge eindpunt (bovenste waarde) van
het procesvariabelenbereik in.
Stelt de waarde in waarbij het
procesvariabelenbereik wordt opgesplitst in
een ander lineair segment.
Stelt de stroomwaarde in op de waarde van
het kniepunt.
2. Selecteer een optie.
Optie
Omschrijving
UITGANG VASTH
Zet de uitgangen op Hold op de laatst bekende
waarde wanneer de communicatie verloren gaat.
VERPLAATSUITVOER Schakelt naar de overdrachtmodus wanneer de
communicatie verloren gaat. De uitgangen gaan
naar een vooraf gedefinieerde waarde.
Berekening instellen
Stelt de variabelen, parameters, eenheden en formules voor de analyser
in.
1. Selecteer CALCULATION (BEREKENING).
2. Selecteer een optie.
Optie
Omschrijving
SET VARIABLE X
Selecteert de sensor die betrekking heeft op
variabele X.
SET PARAMETER X Selecteert de parameter die betrekking heeft op
variabele X.
SET VARIABLE Y
Selecteert de sensor die betrekking heeft op
variabele Y.
SET PARAMETER Y Selecteert de parameter die betrekking heeft op
variabele Y.
SET FORMULA
Selecteert de berekeningsformule die moet worden
uitgevoerd. Opties: geen, X-Y, X+Y, X/Y, [X/Y]%, [X
+Y]/2, X*Y, [X-Y]%/X
DISPLAY FORMAT
Selecteert het aantal decimalen dat in een
berekeningsresultaat wordt getoond. Opties: auto,
XXXXX, XXXX.X, XXX.XX, XX.XXX, X.XXXX
SET UNITS
Voert de naam van de eenheid in (max. 5 tekens).
SET PARAMETER
Voert de naam van de meting in (max. 5 tekens).

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents