GE AS610RF Installation Instructions Manual page 15

UIT uitgezonden.
ALARM- Aansluiting nr. 5 of nr. 6
ingangen
klem 5 Alarmingang vanaf uitgang centrale.
+12 V
0 V
OF klem 6 +12 V
0 V
Ingang aansluiten op de alarmuitgang van de
Aansluiting
centrale. Wanneer dit signaal naar LAAG niveau (0
nr. 5
VDC) schakelt voor meer dan een seconde, wordt een
alarmsignaal naar de sirene uitgezonden gedurende
2 seconden. Wanneer het signaal terugkeert naar
HOOG niveau, wordt gedurende 2 seconden een
signaal uitgezonden dat de sirenes uitschakelt.
Ingang aansluiten op de alarmuitgang van de
Aansluiting
centrale. Wanneer dit signaal naar HOOG niveau
nr. 6
(+12 VDC) schakelt voor meer dan een seconde,
wordt een alarmsignaal naar de sirene uitgezonden
gedurende 2 seconden. Wanneer het signaal
terugkeert naar LAAG niveau, wordt gedurende
2 seconden een signaal uitgezonden dat de sirenes
uitschakelt.
Sabotage- Aansluitingen nr. 7 en nr. 8
uitgang
Deze relaisuitgang (met "normally closed" contact)
wordt actief bij een sabotage van een in het
geheugen opgeslagen sirene.
Wanneer een sabotagesignaal wordt ontvangen van
één van de sirenes, wordt de uitgang gedurende 2
seconden geopend. De gebeurtenis wordt in het
geheugen opgeslagen en gemeld op het display en
de sabotage led DL1. Deze toestand blijft bestaan
totdat de centrale opnieuw wordt geactiveerd.
Supervisie- Aansluiting nr. 9
uitgang
Deze open-collector uitgang wordt actief bij het
uitblijven van het supervisiesignaal van een in het
geheugen opgeslagen sirene.
Indien 3 uur lang geen supervisiesignaal wordt
ontvangen van de in het geheugen opgeslagen
sirenes, wordt deze uitgang naar laag niveau (0 VDC)
geschakeld. De gebeurtenis wordt in het geheugen
opgeslagen en gemeld op het display en de
supervisie led DL2. Deze toestand blijft bestaan
totdat het probleem dat deze heeft veroorzaakt is
verholpen.
BATTERIJ Aansluiting nr. 10
LAAG-
Deze open-collector uitgang wordt actief bij een lage
uitgang
batterijspanning
opgeslagen sirene.
Wanneer een signaal "batterij laag" binnenkomt van
één van de in het geheugen opgeslagen sirenes,
wordt deze uitgang geschakeld naar laag (0 VDC)
niveau. De gebeurtenis wordt in het geheugen
opgeslagen en gemeld op het display en de
batterijspanning laag led DL3. Deze toestand blijft
bestaan totdat de lege batterijen van de sirene zijn
vervangen.
Knoppen op de zend/ontvangst module
Knop P1 Met deze knop kunt u een onafgebroken
radiosignaal laten uitzenden zodat dit kan
worden opgeslagen in het geheugen van de
externe sirenes. In deze fase wordt op het display
een knipperende letter "t" weergegeven.
Alarm Reset
Alarm Reset
van een in het geheugen
Tijdens het programmeren wordt deze toets
gebruikt voor het annuleren van een sirenecode.
Tijdens het inschakelen (eerste keer opstarten)
kunt u met deze toets een nieuwe 16-bits code
genereren. In deze fase lopen liggende streepjes
over het display.
Knop P2 Met deze knop start u de programmeermodus
waarin u de 8 sirenes kunt selecteren die in het
geheugen moeten worden opgeslagen. De knop
wordt tevens gebruikt voor het afsluiten van de
programmeermodus.
Jumper J3 in de zend/ontvangst module
Jumper J3 wordt gebruikt voor het overbruggen van led DL4 bij het
uitblijven van het supervisiesignaal. Gebeurtenissen die geen
betrekking hebben op supervisie worden gesignaleerd door led DL2,
ongeacht de status van J3.
J3 AAN (gesloten) = led DL4 ingeschakeld
J3 UIT (open) = led DL4 overbrugd
Het systeem instellen
A. De AS610-RF draadloze sirene:
Open de behuizing. Schroef de metalen kap los en verwijder deze. Zet
de DIP-schakelaars op de gewenste stand. Zie het gedeelte "DIP
switches in the wireless siren".
Sluit de batterijen aan door de connector op J4 te steken.
Voer de installatie procedures uit voor het opslaan van de codes – zie
het gedeelte "Memorization of the codes". Controleer de werking en
bevestig de sirene aan de wand.
Als de microprocessor niet goed is geïnitialiseerd, bijvoorbeeld doordat
de batterijen niet juist zijn geplaatst, kunnen de codes niet in het
geheugen worden opgeslagen. Verwijder in dat geval de batterijen en
plaats deze stevig terug. Let erop dat ze goed contact maken.
B. De AS610RF-TR zend/ontvangst module :
Voor het gemak kunnen de codes in het geheugen worden
opgeslagen voordat de module wordt geïnstalleerd. Zo kan eenvoudig
worden gecontroleerd of de codes goed worden geregistreerd. Tijdens
het programmeren moeten de ingangen AAN/UIT en ALARM in de
stand stand-by staan:
Sluit op aansluiting 3 +12V of op aansluiting 4 0V aan
Sluit op aansluiting 5 +12V of op aansluiting 6 0V aan
Sluit de voeding aan op aansluiting 1 en 2
De codes opslaan in het geheugen
De sirene en de zend/ontvangst module zijn bij levering vanuit de
fabriek niet aan elkaar gekoppeld. Voor installatie moet de unieke
code van de zend/ontvangst module worden opgeslagen in het
geheugen van de sirene, en andersom.
Als u meerdere sirenes gebruikt binnen een systeem, gebruikt u 1
zend/ontvangst module binnen uw systeem en programmeert u elke
sirene afzonderlijk op de zend/ontvangst module. De zend/ontvangst
module is in staat maximaal 8 draadloze sirenes te sturen, met de
mogelijkheid alle informatie afkomstig van de in het geheugen
opgeslagen sirenes te ontvangen en te beheren.
A. De AS610RF-TR- zend/ontvangst module opslaan in het
geheugen van de AS610RF-sirene:
1. Druk op de knop P1 op de sirene. De led DL1 gaat continue
branden.
2. Laat de knop P1 binnen 5 seconden weer los. De led DL1 gaat
langzaam knipperen.
3. Druk op de knop P1 op de zend/ontvanger-module. De code
wordt opgeslagen in het geheugen van de sirene. Dit wordt
bevestigd met een pieptoon en een knipperend led op de sirene.
B. De AS610RF-sirene opslaan in het geheugen van de AS610RF-TR-
zend/ontvangst module:
1. Druk de knop P2 op de zend/ontvangst module ten minste 5
seconden in. Op het display verschijnt gedurende twee seconden
een "P" gevolgd door een knipperende " 1 " .
15