Montage - Carrier 42GWC004B Installation Manual

“hydronic global cassette” fan coil unit
Hide thumbs Also See for 42GWC004B:
Table of Contents

Advertisement

Waarschuwingen: vermijd.....
... obstructies van de toevoer of retourlucht (Fig. 3).
... blootstelling aan oliedampen (Fig. 4).
... montage in ruimten met geluidsgolven met hoge frequentie
(Fig. 5).
... stijgingen in de condensaatafvoerleiding.
Dit mag alleen direct bij de unit met een maximaal hoogteverschil van
200 mm vanaf de bovenkant van de unit (Fig. 6).
... horizontale condensaatafvoerleiding met minder dan 2% afschot
(Fig. 7).
... blootstelling aan direct zonlicht als de unit in koelbedrijf werkt.
Laat de binnen- of buitenzonwering neer. ... plaatsing te dicht bij

Montage

Fig. 15.
Plaats de unit zo centraal mogelijk in de ruimte. De
luchtuitblaasrichting kan worden geregeld door de stand van de
luchtgeleideschoepen handmatig in te stellen, afhankelijk van het
bedrijfstype (koelen of verwarmen).
luchtverdeling in de ruimte verkregen.
In koelbedrijf wordt de luchtstroom, voor een zeer gelijkmatige
menging met de ruimtelucht, naar het plafond gericht (Coanda
effect). In verwarmingsbedrijf wordt de luchtstroom naar de vloer
gericht om de vorming van warme luchtlagen bovenin de ruimte te
voorkomen.
Controleer of de plafondtegels kunnen worden verwijderd, zodat
er voldoende vrije ruimte is voor onderhoudswerkzaamheden. Bij
plaatsing in gestucte plafonds moet ervoor worden gezorgd dat de
unit altijd bereikbaar is.
LET OP:
Stel de luchtgeleideschoepen alleen in zoals afgebeeld.
Voorafgaand aan de montage
Transporteer de unit bij voorkeur in de verpakking naar de plaats van
opstelling. Controleer op transportschade, zoals gebroken leidingen,
losse onderdelen, losse bedrading, etc.
Het uitblaasrooster en de accessoires zijn afzonderlijk verpakt (Fig. 16).
BELANGriJK:
Til de unit niet op aan de condensaatafvoerleiding of de
waterzijdige aansluitingen, maar aan de vier hoekpunten.
De montage zal makkelijker verlopen wanneer gebruik wordt gemaakt
van een heflift (Fig. 16).
Bij montage in gipsplaten plafonds mag de gezaagde opening niet
groter zijn dan 660 x 660 mm (typen 004 - 008 - 010) en 900 x 900 mm
(typen 012 -016 - 020).
In ruimten met een hoge luchtvochtigheid moeten de ophangbeugels
worden geïsoleerd met zelfklevend isolatiemateriaal.
Montage
Markeer de positie van de draadstangen, waterleidingen en
condensaatafvoerleiding, voedingskabels en de kabel voor de
thermostaat (zie maatschets).
Hierdoor wordt een optimale
warmtebronnen waardoor de unit kan beschadigen (Fig. 8).
... aansluiting van de condensaatafvoer op de riolering zonder sifon.
De hoogte van de sifon moet minimaal 50 mm bedragen
(Fig. 9-10).
gedeeltelijke leidingisolatie. Niet waterpas plaatsen van de unit.
Hierdoor wordt het condensaat niet goed afgevoerd
(Fig. 11).
pletten of knikken van de water- of condensaatleidingen
(Fig. 12-13).
... niet goed vastgezette elektrische aansluitingen (Fig. 14).
Gebruik hierbij de meegeleverde boormal. Afhankelijk van het type
plafond kunnen de draadstangen worden gemonteerd zoals afgebeeld
(Fig. 17.)
Bevestig de meegeleverde montagebeugels aan de draadstangen. Draai
de moeren niet vast maar plaats eerst de ringen (zie tekening) (Fig. 18.)
Monteer nu eerst de waterleidingen.
Zie hoofdstuk "Wateraansluitingen".
Verwijder zo nodig de T-ligger zodat er meer 'bewegingsruimte' ontstaat
(Fig. 19).
Til de unit (zonder frame) voorzichtig op aan de vier hoekpunten. Til
de unit niet op aan de condensaatafvoerleiding of de waterzijdige
aansluitingen.
Breng de unit in de plafondopening en haak hem in de 4
ophangbeugels. Als de T-ligger niet kan worden verwijderd kan het
nodig zijn de unit schuin naar zijn plaats te tillen (alleen bij plafonds met
een minimale hoogte van 300 mm) (Fig. 20).
Hang de unit waterpas en houd 25 tot 30 mm ruimte tussen de
omkasting en de onderzijde van het plafond.
Breng de unit in lijn met de T-liggers van het plafond, en stel de unit
waterpas met moeren en contramoeren.
Controleer na montage van de condensaatafvoer- en waterleidingen of
de unit nog steeds waterpas hangt (Fig. 21).
Condensaatafvoer
Fig. 22 - 23.
Voor een goede condensaatafvoer moet de afvoerleiding vanaf de
binnen-unit aflopend worden aangelegd (2%). Bovendien moet
een sifon van circa 50 mm worden aangebracht om nare geurtjes te
voorkomen.
Het condensaat mag maximaal 200 mm boven de unit worden
afgevoerd op voorwaarde dat de stijgleiding verticaal is en in lijn ligt
met de flens van de afvoer.
Als het condensaat meer dan 200 mm boven de unit moet worden
afgevoerd, dan kan 500 mm worden overbrugd wanneer de diameter
van de consaatafvoer wordt verkleind tot rond 12,5 mm.
In alle andere gevallen dient een externe condensaatpomp
met niveauregeling te worden toegepast. Het alarmcontact van
deze externe pomp moet in serie worden geschakeld met de
vlotterschakeling van de unit.
Isoleer de afvoerleiding met dampdichte isolatie (bijv. neopreen, 5 tot
10 mm dik).
Indien meer units in een ruimte zijn geplaatst dient de
condensaatafvoer te worden uitgevoerd zoals aangegeven.
42 GW...B
59

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents