CAM1000 / BSC01 aansluiten
6.1
Instructies voorafgaand aan de montage (wijzigingsaanvaarding)
• Het systeem BVS71000 – CAM1000/ BSC01 + M75LXAHD met ABE-nr. KBA91843 vereist een
wijzigingsaanvaarding door een testlaboratorium (bijv. DEKRA, TÜV; alleen voor Duitsland en
Oostenrijk).
• Neem de montagerichtlijnen van de fabrikant in acht.
• De laadtoestand heeft geen effect op de werking van het systeem, mits de montageanwijzin-
gen werden opgevolgd.
• De elektrische aansluiting en inbedrijfstelling mogen alleen door een specialist worden uitge-
voerd overeenkomstig de aanwijzingen in deze montage- en gebruiksaanwijzing.
• Het apparaat mag alleen in bedrijf worden gesteld, als de gebruiker zich bewust is van de
risico's en gevaren die voortvloeien uit het gebruik van het apparaat.
Supplement bij afb. 2 tot afb. 8
Neem bij de montage het volgende in acht:
Bedieningsmodus instellen
• Let op het detectiebereik, afhankelijk van de positie van de camera:
– Bedrijfsmodus A (rode letter „A" op het scherm) voor cameraposities met een montage-
hoogte van 2 m tot 3 m (afb. 2 tot afb. 3):
Zichtbereik: 37 m x 6 m, 165° FOV (zichtveld)
Actief bereik: 8 m x 4 m
Gesloten brug in instelschroef
– Bedrijfsmodus B (rode letter „B" op het scherm) voor cameraposities met een montage-
hoogte van 3 m tot 4 m (afb. 7 tot afb. 5):
Zichtbereik: 19 m x 8 m, 140° FOV (zichtveld)
Actief bereik: 8 m x 4 m
Open brug in instelschroef
• Gebruik het rubberen afstandsstuk als het zicht op het detectiebereik geblokkeerd is (afb. 8).
Supplement bij afb. 0
• Het systeem voldoet alleen aan de voorwaarden als de monitor in het gebied van de rechter
A-stijl (min. 30° ten opzichte van de zichtas recht vooruit) is gemonteerd. Gebruik het rubberen
afstandsstuk als het zicht op het detectiebereik geblokkeerd is.
7
CAM1000 / BSC01 aansluiten
Neem het volgende in acht:
• Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk originele doorvoeren of
andere doorvoermogelijkheden, zoals bekledingsranden, ventilatieroosters of blinde schake-
laars. Indien er geen doorvoeren aanwezig zijn, moeten voor de kabels gaten worden
geboord. Controleer van tevoren of er voldoende ruimte is voor de boor aan de achterkant.
• Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar zijn ze beter
beschermd dan aan de buitenkant van het voertuig.
80
CAM1000
NL