Warmtewisselaar; Elektrische Aansluiting; Aansluiting Bus-Verbinding En Temperatuursensor (Laagspanningszijde); Aansluiting Voedingsspanning, Pomp, Magneetventiel Of Storingsmelding (Voedingsspanningszijde) - Bosch MU 100 Installation Instruction

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 14
Geoptimaliseerde sensormontage achter de

warmtewisselaar

De temperatuursensor (T0) moet op de aanvoer na de warmte-
wisselaar secundairzijdig(natte sensor) worden aangebracht
( Afb. 24 aan het einde van het document).
Voor een geoptimaliseerde sensormontage achter de warmte-
wisselaar bestaan er twee mogelijkheden ( positie [1] met
hoekschroefkoppeling en positie [2], Fig. 4 "Optimised sen-
sor installation"):
24
A
B
1
Afb. 4
Geoptimaliseerde sensormontage
De temperatuursensor moet midden in de buis meten.
▶ De inbouwdiepte van de temperatuursensor in de open ver-
deler met kraanverlenging aanpassen ( Installatiehand-
leiding sensorset open verdeler). Bij correcte montage
steekt de sensor 1-2 cm in de warmtewisselaar.
3.4

Elektrische aansluiting

▶ Gebruik rekening houdend met de geldende voorschriften
voor de aansluiting minimaal elektrische kabel model
H05 VV.
3.4.1 Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de
aansluiting van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ Schakel BUS-deelnemers [B] via de kabeldoos [A] in ster
( afb. 18 aan het einde van het document) of via BUS-
deelnemers met 2 BUS-aansluitingen in serie.
Wanneer de maximale totale lengte van de BUS-verbindingen
tussen alle BUS-deelnemers wordt overschreden of in het BUS-
systeem een ringstructuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de
installatie niet mogelijk.
98
24
A
2
T0
0010024454-001
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
100 m met 0,50 mm
300 m met 1,50 mm
▶ Installeer alle laagspanningskabels van netspanning gelei-
dende kabels afzonderlijk (minimale afstand 100 mm)
om inductieve beïnvloeding te vermijden.
▶ Voer bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van
fotovoltaïsche installaties) de kabel afgeschermd uit (bij-
voorbeeld LiYCY) en aard de afscherming eenzijdig. Sluit
de afscherming niet op de aansluitklem voor de randaarde
in de module aan maar op de huisaarde, bijvoorbeeld vrije
B
afleiderklem of waterleiding.
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende gelei-
T0
derdiameters:
Tot 20 m met 0,75 tot 1,50 mm
20 m tot 100 m met 1,50 mm
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en
conform de aansluitschema's.
3.4.2 Aansluiting voedingsspanning, pomp, magneetven-
tiel of storingsmelding (voedingsspanningszijde)
De bezetting van de elektrische aansluitingen is afhankelijk van
de geïnstalleerde installatie. De aan het einde van het docu-
ment in afb. 14 t/m 17 getoonde beschrijving is een voorstel
voor de procedure van de elektrische aansluiting. De hande-
lingsstappen zijn deels niet zwart weergegeven. Daarmee kan
gemakkelijker worden herkend, welke handelingsstappen bij
elkaar horen.
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Let erop dat de fasen van de netaansluiting correct worden
geïnstalleerd.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toege-
staan.
▶ Sluit op de uitgangen alleen componenten en modules aan
conform deze handleiding. Sluit geen extra besturingen aan
die andere installatiedelen aansturen.
▶ Voer de kabels door de tulen, sluit ze conform de aansluit-
schema's aan en borg ze met de meegeleverde trekontlas-
tingen ( afb. 14t/m 17 aan het eind van het document).
2
geleiderdiameter
2
geleiderdiameter
2
geleiderdiameter
2
aderdiameter
MU 100 – 6721804146 (2019/10)

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents