12. Zekering vervangen
Schakel het toestel spanningsloos.
►
Open de behuizing (zie "Behuizing openen", pagina 20).
►
Gebruik uitsluitend glaszekeringen van het type
230 VAC; 2,5 A; snel; 5 x 20 mm.
Verwijder de houder met de
►
zekering (stappen 1 t/m 3).
Vervang de oude zekering door
►
een nieuwe.
Plaats de zekeringhouder weer
►
terug:
Insteken (1)
Naar rechts draaien.
Sluit de behuizing (zie "Behuizing van de zoneregelaar
►
sluiten", pagina 22).
13. Appendix
13.1. Verklarende woordenlijst
Term
Verklaring
Afstandsregelaar
Meet de actuele temperatuur, wijzigt de
insteltemperatuur. Wordt in elke zone op
een gebruiksvriendelijke locatie
gemonteerd.
Hometronic
Woningautomatiseringssysteem van
Honeywell.
Hometronic
Centraal bedieningstoestel van het
Manager
Hometronic systeem.
Ingestelde
Ruimtetemperatuur die moet worden
ruimtetemperatuur
bereikt.
Temperatuurvoeler
Meet de ruimtetemperatuur en geeft
deze door aan de zoneregelaar.
Ketelsturing
De warmtebron wordt afhankelijk van de
warmtevraag aangestuurd.
Pomprelais
Stuurt een op de zoneregelaar
aangesloten pomp aan.
Thermische motor
Opent en sluit een verwarmingscircuit.
Wordt door de zoneregelaar
aangestuurd.
Tijdprogramma
Voorgedefinieerde instelwaarden en
schakelpunten, instelbaar op de
Hometronic Manager en de CM67z.
Verwarmingscircuit
Alle stuur- en regelcircuits van een
temperatuurzone.
13.2. Storingen oplossen
Storing
Oorzaak/oplossing
Bij het inschakelen
Er is geen netspanning.
van de netspanning
Controleer de spanning op de
►
gaat de LED Power
wandcontactdoos.
niet branden.
Controleer de zekering van de
►
zoneregelaar.
Storing
De LED 1...8 van
de zone brandt bij
de inbedrijfstelling
niet continu groen.
3
De LED 1...8 van
4
2
de zone brandt bij
1
de inbedrijfstelling
niet continu rood.
Ruimtes worden
niet verwarmd resp.
niet gekoeld.
De LED brandt na
inbedrijfstelling
continu rood.
Een ruimte wordt
verkeerd geregeld.
De LED
snel.
De LED knippert.
Oorzaak/oplossing
De zonenaam kan niet worden
toegewezen.
Controleer of de Hometronic
►
Manager is geïnstalleerd.
Controleer of aan de zone een naam
►
is toegewezen.
Controleer de antenneaansluiting.
►
Zone indien nodig opnieuw toewijzen.
►
De afstandsregelaar kan niet worden
toegewezen.
Controleer of de batterijen in de
►
afstandsregelaar correct zijn
geplaatst.
RF communicatie controleren.
►
Controleer de antenneaansluiting.
►
Controleer verwarming en
►
aanvoertemperatuur.
Controleer de aanpassing aan de
►
thermische motoren (zie pagina 20).
Controleer de zekering van de
►
zoneregelaar.
Bij defecte zekering:
Controleer de thermische motoren op
►
kortsluiting.
Vervang de zekering.
►
In een van de temperatuurzones is een
storing opgetreden (zie pagina 26 ).
RF communicatie controleren.
►
Controleer de antenneaansluiting.
►
Controleer of de zone correct is
►
toegewezen.
Controleer de batterijen van de
►
toegewezen toestellen.
Controleer of de instelknop van de
►
afstandsregelaar op 0 staat.
Controleer of de instelknop met
►
verwijderd deksel van de behuizing
van -12 tot +12 kan worden gedraaid.
Controleer of aan de ruimte een
►
afstandsregelaar is toegewezen.
Geen toestel geïnstalleerd.
knippert
Installeer de toestellen opnieuw.
►
Geen antenne aangesloten of antenne
defect.
Controleer of een antenne is
►
aangesloten.
Wanneer geen antenne is aangesloten:
Sluit een antenne aan.
►
Wanneer een antenne is aangesloten:
Controleer de antenneaansluiting.
►
Vervang zonodig de antenne door
►
een nieuwe.
Zekering vervangen
27