Druk op REL 11 . Het product schakelt over
naar de relatieve modus . De meetwaarde van
dat moment wordt opgeslagen .
–0 en
–REL 16
worden getoond op het beeldscherm 6 .
TIP: Het product kan niet naar de relatieve
modus overschakelen als op het beeldscherm
6 OL ('buiten het bereik') verschijnt .
Bij volgende metingen wordt op het
beeldscherm 6 het verschil tussen de
opgeslagen referentiewaarde en de nieuwe
meting getoond .
Relatieve modus beëindigen:
–Druk weer op REL 11 .
–REL 16 dooft op het beeldscherm 6 .
TIPS:
De werkelijke waarde van het geteste object
mag, als de relatieve modus wordt gebruikt,
niet groter zijn dan de eindwaarde van de
ingestelde schaal . (uitzondering: Dit geldt niet
voor de capaciteitsfunctie) .
Vermijd onjuiste meetresultaten: Schakel niet
over naar de relatieve modus als
beeldscherm 6 te zien is .
Als de meetwaarden "buiten het bereik"
liggen: OL is te zien op het beeldscherm 6 .
21 op het
NL/BE
107