Bosch PTD 1 Original Instructions Manual page 48

Thermo detector
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 11
OBJ_DOKU-31220-002.fm Page 48 Friday, April 11, 2014 10:35 AM
48 | Nederlands
Zorg daarom voor de meting voor voldoende ventilatie in de
ruimte, in het bijzonder als de lucht vuil of wasemig is. Meet
bijv. in de badkamer niet meteen na het douchen.
Laat de ruimte na het ventileren een tijdje op temperatuur ko-
men tot deze weer de gebruikelijke temperatuur heeft be-
reikt.
Omgevingstemperatuur en relatieve luchtvochtigheid wordt
rechtstreeks op het meetgereedschap aan de luchtvochtig-
heids- en temperatuursensor 1 gemeten. Houd voor duidelij-
ke resultaten het meetgereedschap niet vlak boven of naast
storingsbronnen zoals verwarmingen of open vloeistoffen.
Dek de sensor 1 in geen geval af.
Meetfuncties
Afzonderlijke meting
Door eenmalig kort indrukken van de toets Meten 4 schakelt u
de laser in en start u een afzonderlijke meting in de gekozen
modus. De meting kan 1 tot 2 seconden duren en wordt door
rondlopende displaysegmenten in de regel l weergegeven.
Na afsluiting van de meting wordt de laser automatisch uitge-
schakeld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD" m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Duurmeting
Houd voor duurmetingen in de gekozen modus de toets Meten
4 ingedrukt. De laser blijft ingeschakeld. Licht de lasercirkel
in een langzame beweging achtereenvolgens op alle opper-
vlakken waarvan u de temperatuur wilt meten. Voor vocht- en
omgevingstemperatuurmetingen beweegt u het meetgereed-
schap langzaam in de ruimte.
De indicatie in het display en het lichtsignaal 8 worden door-
lopend geactualiseerd. Zodra u de toets Meten 4 loslaat,
wordt de meting onderbroken en wordt de laser uitgescha-
keld.
In het display worden de laatste meetresultaten weergege-
ven. Bovendien knippert de indicatie „HOLD" m. Het lichtsig-
naal blijft onveranderd bij de laatste indicatie.
Oppervlaktetemperatuurmodus (zie afbeelding A)
In de oppervlaktetemperatuurmodus wordt de oppervlakte-
temperatuur van een meetvoorwerp gemeten.
Als u naar de oppervlaktetempera-
tuurmodus wilt gaan, drukt u op de
toets Oppervlaktetemperatuur-
modus 11. In het display ver-
schijnt de indicatie k ter bevesti-
ging.
Druk op de toets Meten 4 en richt de lasercirkel loodrecht op
het midden van het meetvoorwerp. Na afsluiting van de me-
ting wordt de gemeten oppervlaktetemperatuur in de regel l
weergegeven.
In de oppervlaktetemperatuurmodus brandt het lichtsignaal
8 niet.
1 609 92A 0K5 | (11.4.14)
In deze modus kunt u bijv. de temperatuur van verwarmings-
radiatoren, vloerverwarmingen en binnenruimten van koel-
kasten meten.
Warmtebrugmodus (zie afbeelding B)
In de warmtebrugmodus worden oppervlakte- en omgevings-
temperatuur gemeten en met elkaar vergeleken. Bij grote ver-
schillen tussen beide temperaturen wordt gewaarschuwd
voor warmtebruggen (zie „Warmtebrug", pagina 49).
Als u naar de warmtebrugmodus
wilt gaan, drukt u op de toets
Warmtebrugmodus 10. In het dis-
play verschijnt de indicatie j ter be-
vestiging.
Druk op de toets Meten 4 en richt de lasercirkel loodrecht op
het midden van het meetvoorwerp. Na afsluiting van de me-
ting worden de gemeten oppervlaktetemperatuur in de regel l
en de gemeten omgevingstemperatuur in de regel a weerge-
geven.
Het meetgereedschap vergelijkt automatisch de waarden en
interpreteert het resultaat als volgt:
– groen lichtsignaal 8: gering temperatuurverschil, geen
warmtebruggen aanwezig.
– geel lichtsignaal 8: Temperatuurverschil in grensbereik. In
het meetbereik bestaat eventueel een warmtebrug. Her-
haal de meting indien nodig na enige tijd.
– rood lichtsignaal 8: Het knipperende oppervlaktetempe-
ratuursymbool h geeft aan dat de oppervlaktetempera-
tuur binnen het meetoppervlak duidelijk van de omge-
vingstemperatuur afwijkt. In het meetbereik bestaat een
warmtebrug, wat op een slechte isolatie duidt.
Bij lage omgevingstemperatuur knippert bovendien het
omgevingstemperatuursymbool e. De ruimte is te koud
– wordt deze normaal verwarmd, duidt de lage tempera-
tuur op een in zijn geheel slechte isolatie.
Controleer bij warmtebruggen de warmte-isolatie in dit ge-
deelte, eventueel met een bouwdeskundige.
Schimmelwaarschuwingsmodus (zie afbeelding C)
In de schimmelwaarschuwingsmodus worden de omgevings-
temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid (zie „Relatieve
luchtvochtigheid", pagina 49) gemeten. Uit beide waarden
wordt de dauwpunttemperatuur (zie „Dauwpunttempera-
tuur", pagina 49) berekend. Bovendien wordt de oppervlak-
tetemperatuur gemeten.
De dauwpunttemperatuur wordt met de oppervlaktetempe-
ratuur vergeleken. Het resultaat wordt geïnterpreteerd in re-
latie tot het schimmelgevaar.
Als u naar de schimmelwaarschu-
wingsmodus wilt gaan, drukt u op
de toets Schimmelwaarschu-
wingsmodus 12. In het display ver-
schijnt de indicatie i ter bevesti-
ging.
Bosch Power Tools

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents