Download Print this page

Makita MAC210Q Instruction Manual page 53

Hide thumbs Also See for MAC210Q:

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
Terugslagklep:
Wanneer de luchtcompressor in werking is, is de
terugslagklep open zodat perslucht in de luchttank kan
stromen.
Wanneer de luchtcompressor de uitschakeldruk bereikt,
gaat de terugslagklep dicht zodat de luchtdruk in de
luchttank blijft.
Drukschakelaar-aflaatventiel:
Het drukschakelaar-aflaatventiel bevindt zich aan de
zijkant van de drukschakelaar en is ontworpen om
automatisch perslucht af te laten uit de compressorkop
en de uitlaatbuis wanneer de luchtcompressor de uit-
schakeldruk bereikt.
Drukschakelaar:
De drukschakelaar start de motor automatisch wanneer
de tankdruk is gedaald tot de inschakeldruk die in de
fabriek is ingesteld. Hij stopt de motor wanneer de
tankdruk is opgelopen tot de uitschakeldruk die in de
fabriek is ingesteld.
Veiligheidsklep:
Als de drukschakelaar de luchtcompressor niet uit-
schakelt op de ingestelde uitschakeldruk, beveiligt de
veiligheidsklep de machine tegen een te hoge druk door
'eruit te springen' bij een druk die in de fabriek is inge-
steld op een iets hogere druk dan de uitschakeldruk.
Uitlaatluchtdrukmeter:
De uitlaatluchtdrukmeter geeft de luchtdruk aan die
beschikbaar is aan de uitlaatkant van de regelaar. Deze
druk wordt geregeld door de regelaar en is altijd lager of
gelijk aan de tankdruk.
Tankdrukmeter:
De tankdrukmeter geeft de druk in de luchttank aan.
Regelaar:
De luchtdruk die uit de luchttank komt, wordt geregeld
met behulp van de knop op de regelaar. Draai de
knop rechtsom om de uitlaatluchtdruk te verhogen en
linksom om de uitlaatluchtdruk te verlagen. Om kleine
aanpassingen te voorkomen nadat de drukinstelling is
veranderd, benadert u de gewenste druk altijd vanaf
een lagere druk. Als u een hogere drukinstelling wilt
aanpassen naar een lagere, verlaagt u deze eerst naar
een drukinstelling die nog lager is dan de gewenste
druk. Afhankelijk van luchtbehoefte van elk specifiek
accessoire, moet de geregelde uitlaatluchtdruk mogelijk
worden aangepast terwijl u het accessoire bedient.
Luchtuitlaat:
Voor een pneumatisch gereedschap dat op een gebrui-
kelijke druk werkt, gebruik u een uitlaatluchtdruk van
maximaal 0,93 MPa (9,3 bar).
Dagelijkse controles vóór het
starten
WAARSCHUWING:
pressor niet als deze niet kan worden in- en uitge-
schakeld met de schakelaar. Elke luchtcompressor
die niet met de schakelaar kan worden bediend, is
gevaarlijk en moet eerst worden gerepareerd.
Slangen aansluiten
WAARSCHUWING:
bediening
Houd tijdens het aansluiten de slang stevig
met uw hand vast om te voorkomen dat de
slang in het rond slaat. Als u de controle
over de slang verliest, kan dat leiden tot per-
soonlijk letsel en schade aan eigendommen.
Volg altijd alle veiligheidsregels aanbevolen
door de fabrikant van slangen, koppelingen,
pneumatische gereedschappen en acces-
soires, naast alle veiligheidsregels voor de
luchtcompressor. Als u zich aan deze regel
houdt, wordt het risico van ernstig persoon-
lijk letsel kleiner.
1.
Voordat u een luchtslang of accessoires aansluit,
verzekert u zich ervan dat de schakelaar ON/AUTO -
OFF (aan/auto - uit) in de uit-stand staat en de regelaar
of afsluitklep dicht staat.
2.
Sluit de slang en accessoires aan. Een te hoge
luchtdruk creëert een gevaarlijk risico van barsten.
Controleer de maximale drukwaarde voor pneumati-
sche gereedschappen en accessoires opgegeven door
de fabrikant. De uitlaatluchtdruk van de regelaar mag
nooit hoger zijn dan de maximale drukwaarde.
KENNISGEVING:
MPa (7 bar) wordt aanbevolen. De luchtslang
moet zijn uitgerust met een veiligheidskoord,
zoals een touw, en minimale werkdruk van de
slang mag hoger zijn dan 1,0 MPa (10 bar).
3.
Draai de schakelaar ON/AUTO - OFF (aan/
auto - uit) naar de aan-stand en wacht tot de tankdruk
is opgelopen. De motor stopt wanneer de tankdruk de
uitschakeldruk bereikt.
4.
Open de regelaar door deze rechtsom te draaien.
Stel de regelaar in op de juiste drukinstelling. De lucht-
compressor is klaar voor gebruik.
5.
Gebruik de luchtcompressor altijd op een goed
geventileerde plaats, vrij van benzine- en andere oplos-
middeldampen. Gebruik de luchtcompressor niet in de
buurt van het spuitgebied.
53 NEDERLANDS
Gebruik de luchtcom-
Risico van onveilige
Een luchtdruk hoger dan 0,7

Advertisement

loading