Regelapparatuur - Ransomes EC Hydro Midsize 930325 Safety And Operation Manual

REGELAPPARATUUR

BEDIENERSAANWEZIGHEIDSCONTROLE (OPC) (A)
De bedieningshendels moeten worden neergehouden
voor krachtafnemerwerking en om de
snelheidsregelaar uit de vrijstand te schakelen. Als de
krachtafneemschakelaar is geactiveerd of de
snelheidsregelaar uit de vrijstand is geschakeld terwijl
de bedieningshendels zijn vrijgezet, dan slaat de
motor af. Bij modellen met elektrische start moeten de
bedieningshendels worden vrijgezet, de messen zijn
uitgeschakeld en de snelheidsregelaar in de vrijstand
staan voordat de motor kan worden gestart.
PTO SCHAKELAAR (B)
• START DE MAAIMESSEN PAS ALS U GEREED
BENT OM MET MAAIEN TE BEGINNEN.
• SCHAKEL DE PTO NIET MET ‚VOLGAS' IN. ZET
DE MOTORTOERENTALREGELING
HALVERWEGE TUSSEN HOOGSTATIONAIR EN
LAAGSTATIONAIR ALVORENS IN TE
SCHAKELEN.
• Schakel de aandrijving van de maaimessen uit
wanneer u stopt of de bestuurdersplaats verlaat.
• Zet de motor stil en haal de bougiekabel los
alvorens bijstelling uit te voeren of de maai-
inrichting te ontstoppen.
• De aandrijving van de maaimessen wordt
ingeschakeld wanneer de
kracxhtafneemschakelaar in de richting van de
bediener wordt opgetrokken (ON/aan) en
uitgeschakeld wanneer de krachtafneemschakelaar
wordt neergeduwd (OFF/uit).
PARKEERREM (C)
Trek de hendel terug om de parkeerrem aan te
trekken. Voorwaarts drukken van de hendel heeft
uitschakeling van de parkeerrem tengevolge.
NL-8
EC met
hydrostatisch
systeem,
middelgroot
SMOORREGELING (D)
Door de gashendel in de richting van de motor te
bewegen wordt het motortoerental (rpm) verhoogd tot
het maximum rpm via de regulateurregeling is bereikt.
Door de gashendel volledig terug te halen gaat de
motor stationair lopen. Voorwaartse verzetting van de
gashendel tot de pal heeft maximaal geregeld rpm
tengevolge. Verzetting voorbij de pal initieert
chokewerking van de motor.
SNELHEIDSREGELAAR (E)
De snelheidskeuzehendels in het midden van het
regelpaneel stellen de maximumsnelheden vooruit en
achteruit in. Hoe verder de hendels naar voren worden
bewogen, des te hoger is de vooringestelde
maximumsnelheid. De hendels moeten naar voren
worden bewogen voor zowel de voor- als
achterwaartse snelheid. Snelheidsverandering kan
tijdens het rijden worden uitgevoerd. De OPC hendels
moeten worden neergehouden wanneer de
snelheidsbedieningshendels uit de vrijstand worden
gezet, omdat anders de motor afslaat.
De snelheidskeuzehendels voorzien tevens in
gelijkloopcontrole om eventuele hydraulische circuit- of
koppelingsverschillen tussen beide zijden ten opzichte
van elkaar te corrigeren. Om de gelijkloop te herstellen
dient de hendel aan de buitenkant van de bocht terug
en de andere naar voren te worden bewogen.