Rijden Met Het Voertuig - Cushman turf truckster Safety & Operation Manual

With four post rops
Hide thumbs Also See for turf truckster:
Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

5
OPERATIONELE WERKING
5.5

RIJDEN MET HET VOERTUIG________________________________________________

Lees alle veiligheidsopmerkingen in deze handleiding door
en volg ze op wanneer u met het voertuig gaat rijden.
Raadpleeg hoofdstuk 5.3 voor algemene bedienings-
instructies. Wanneer u in achteruit rijdt, kijk om u heen om te
garanderen dat het pad vrij is.
BELANGRIJK: Als deze eenheid op openbare wegen wordt
gereden, moet het voldoen aan de federale, nationale en
lokale verordeningen. Neem contact op met de lokale
autoriteiten voor reguleringen en machinevereisten.
VOORZICHTIG
!
Om kantelen of controleverlies te voorkomen, moet u
langzaam rijden wanneer u een bocht neemt.
Handmatige versnelling:
1.
Ontkoppel het hydraulische systeem op afstand en laat
de truckbak volledig zakken wanneer u van en naar de
werkplek rijdt.
2.
Schakel de bedrijfsrem in en ontkoppel de parkeerrem.
3.
De
schakelhendel
weergegeven (er is ook een schakelpatroon op de
bovenkant van de schakelhendel geperst).
4.
Kies de juiste versnelling (vooruit of achteruit) wanneer
het koppelingpedaal volledig ingedrukt is, en laat het
koppelingpedaal langzaam los terwijl u de gasklep
indrukt. Raadpleeg hoofdstuk 5.6 voor de juiste
versnelling gebaseerd op het gewenste motortoerental
en basissnelheid. Start altijd in de eerste of tweede
versnelling en schakel naar hogere versnellingen als
de basissnelheid toeneemt.
Rijd niet sneller dan 8-10 km/u of lange afstanden in de
achteruit.
N.B: Als u het koppelingpedaal loslaat, zult u merken dat
het voertuig begint te bewegen nadat u het pedaal
gedeeltelijk hebt losgelaten. Wanneer het voertuig begint te
bewegen, druk de gasklep iets meer in en laat tegelijkertijd
het
koppelingpedaal
koppelingpedaal half ingedrukt.
5.
Wanneer het voertuig genoeg snelheid gewonnen
heeft, druk het koppelingpedaal in en schakel naar de
volgende versnelling en zo voorts. Wanneer u van
versnelling wisselt, moet u onthouden dat als u de
koppeling indruk u het gaspedaal moet loslaten. Druk
de versnelling NIET op hetzelfde moment in als de
koppeling wanneer u schakelt naar een hogere of
lagere versnelling (terugschakelen).
6.
U kunt van de vierde naar de derde en van de derde
naar de tweede versnelling terugschakelen en zo
voorts, wanneer het voertuig in beweging is en de
motorsnelheid afneemt.
nl-20
heeft
een
"H"-patroon
los.
Rijd
NIET
met
Als het motortoerental en/of de voertuigsnelheid niet
voldoende afgenomen zijn en u probeert terug te
schakelen, kunt u de versnelling mogelijk beschadigen.
Dwing de schakelhendel NIET naar de volgende lagere
versnelling. Rem de motor en de voertuigsnelheid af,
totdat de schakelhendel op de juiste wijze geschakeld
kan worden.
N.B: Schakel alleen terug als het voertuig volledig stilstaat
of als de motorsnelheid afneemt.
Onthoud dat u het koppelingpedaal moet intrappen
voordat u naar enige versnelling schakelt en voordat u
naar een bepaalde versnelling schakelt.
Automatische versnelling:
1.
Ontkoppel het hydraulische systeem op afstand en laat
de truckbak volledig zakken wanneer u van en naar de
werkplek rijdt.
2.
Schakel de bedrijfsrem in en ontkoppel de parkeerrem.
!
De motorsnelheid van het voertuig mag NOOIT sneller
zoals
zijn dan de stationaire snelheid, wanneer u schakelt van
parkeren of neutraal in achteruit rijden (R), rijden (D),
tweede (2) of laag (L). Doet u dit toch, dan kan het
voertuig plotselinge bewegingen maken.
3.
Druk de knop in op de schakelhendel en kies de juiste
versnelling (vooruit of achteruit). Raadpleeg hoofdstuk
5.6 voor de juiste versnelling gebaseerd op het
gewenste motortoerental en basissnelheid.
Rijd niet sneller dan 8-10 km/u of lange afstanden in de
achteruit.
4.
Geef de bedrijfsrem vrij en druk langzaam het
versnellingspedaal in om de gewenste snelheid te
bereiken.
N.B: De motor versnellen met de versnelling ingeschakeld
(achteruitrijden (R), rijden (D), tweede (2) of laag (L)) terwijl
het
het voertuig op de bedrijfsrem of parkeerrem staat, kan
schade aan de versnelling veroorzaken.
5.
Laat het voertuig volledig tot stand komen voordat u de
versnellingshendel in parkeren (P) zet of schakelt van
rijden (D) naar achteruitrijden (R) of schakelt van
achteruitrijden (R) naar rijden (D).
6.
Wanneer
lengtegraad rijdt, kan de versnelling naar een lagere
stand geschakeld worden (tweede (2) of laag (L)) om
het voertuig te helpen stoppen. Buitensporig of
langdurig gebruik van de remmen kan leiden tot verlies
in remefficiëntie of remfunctie wegens oververhitting en
kan leiden tot voortijdige remslijtage.
VOORZICHTIG
u
vooruit
van
een
steile
helling
of

Hide quick links:

Advertisement

Chapters

Table of Contents
loading

Table of Contents