Advertisement
Available languages
Available languages
NL
8.7.2
8.8
8.8.1
8.8.2
120
4.
Open de kraan van de inlaatcombinatie (2) in de leiding van de koudwatertoevoer
(A). Koud water stroomt de boiler binnen.
5.
Vul de boiler totdat een sterke stroom water uit het dichtstbijzijnde tappunt stroomt.
De boiler is volledig gevuld.
6.
Open alle tappunten om de hele installatie te ontluchten.
De druk van de watertoevoer in de boiler is nu in orde.
7.
Controleer of er geen water uit het drukreduceerventiel van de inlaatcombinatie (2),
of uit het T&P-ventiel (3) stroomt. Als er wel water uit komt:
-
Onderzoek of de watertoevoerdruk hoger is dan de gespecificeerde waarde in
de Technische informatie. Installeer, indien nodig, een drukreduceerventiel (1).
-
Onderzoek of het drukreduceerventiel van de inlaatcombinatie goed is
geïnstalleerd en goed werkt. Vervang, indien nodig, het overstortventiel.
8.
Sluit alle tappunten in de warmwaterleiding.
Schakel de boiler in
Raadpleeg de procedure in het gedeelte voor de gebruiker: De boiler inschakelen (zie 4.1).
Buitengebruikstelling
Stel de boiler buiten gebruik:
1.
De boiler uitschakelen (zie 8.8.1)
2.
De boiler aftappen (zie 8.8.2)
De boiler uitschakelen
Raadpleeg de procedure in het gedeelte voor de gebruiker De boiler uitschakelen (zie 4.2)
en isoleer de boiler van de netvoeding.
Aftappen
Raadpleeg het Aansluitschema wanneer u de boiler wilt aftappen:
1.
Sluit, indien van toepassing, de onderhoudsafsluiter (11) in de warmwaterleiding.
2.
Sluit de afsluiters (4) van de circulatieleiding (C), indien van toepassing.
3.
Sluit het ventiel (2) van de inlaatcombinatie (A).
4.
Open de aftapkraan (9).
5.
Belucht de hele installatie totdat de boiler volledig is afgetapt.
6.
Als de boiler volledig moet worden afgetapt, koppel het toestel dan los en kantel het
in de richting van de aftapkraan.
Gedeelte over de installatie en het onderhoud
Advertisement
Chapters
