STEINEL IR 180 DALI Manual page 23

I II
Opmerking III P-kabel:
De kabellengte tussen twee sensoren mag max. 50 m bedragen. Naar iedere
volgende sensor max. 25 m. Bij het inbouwen van 10 sensoren in totaal max.
300 m.
I II
III S-kabel:
Opmerking
Kabellengte max. 50 m
Belangrijk:
Het verwisselen van de aansluitingen kan in het apparaat of in uw meterkast
later kortsluiting veroorzaken. In dit geval moeten de afzonderlijke kabels ge-
identificeerd en opnieuw gemonteerd worden. In de stroomtoevoerkabel kan
een geschikte netschakelaar voor IN- en UIT-schakelen worden gemonteerd.
Opmerking voor IR 180:
De montageplaats moet minstens 1 m van een lamp verwijderd zijn, omdat de
warmtestraling het systeem kan activeren.
Aansluiting van de stroomtoevoer IR 180 DALI (afb� 4�2/4�3)
Opmerking voor een parallelle schakeling met P-kabel:
Het is ook mogelijk om IR 180 en HF 180 parallel te schakelen. Dan moet er
echter bij iedere inbouwwandcontactdoos een nuldraad zijn. Bij gebruik van
meerdere sensorschakelaars moeten die op dezelfde fase worden aangesloten.
Er kunnen max. 10 sensorschakelaars parallel worden geschakeld.
Master/slave (afb� 4�4)
In de master-/slavemodus is het mogelijk om ook grote ruimtes te bewaken
(last aangesloten = master, geen last = slave). De beoordeling van de licht-
sterkte in de ruimte wordt alleen door de master gedaan. De slaves melden de
bewegingsregistratie aan de master. Als slave moet een COM1/COM2-melder
worden gebruikt, omdat de DALI-melder alleen over een P-ingang en niet over
een P-uitgang beschikt.
Koppeling met Control PRO sensoren (afb� 4�5)
Als de IR 180 / HF 180 DALI met een Control PRO sensor via de P-kabel
gekoppeld moet worden, moet de Control PRO melder een COM1- of
COM2-sensor zijn. Als de Control PRO sensor een DALI-sensor is, mogen
IR 180 / HF 180 alleen als COM1 of COM 2 versie met de Control PRO DALI
sensor worden verbonden. Aan de IR/HF 180 moeten in beiden gevallen de
toetsen via DIP-switch 3 worden gedeactiveerd ('not used').
- 44 -
5� Montage
• Alle onderdelen controleren op beschadigingen
• Neem het product bij beschadigingen niet in gebruik
• Kies een passende montageplaats; houd hierbij rekening met de reikwijdte
en de bewegingsregistratie (afb� 5�1)
Montagestappen
• Sensor- en belastingsmodule scheiden (afb� 5�2)
• Stroomtoevoer uitschakelen (afb. 4�1)
• Netaansluiting maken (afb. 4�2/4�3)
• De belastingsmodule (H) in de inbouwcontactdoos plaatsen (afb� 5�3)
• Met doosbevestigingsschroeven aan de draagring bevestigen (afb� 5�3)
• Instellingen van de instelknopjes en DIP-switches uitvoeren bij de sensor-
module (E) (afb� 5�4) (➜ "6� Functies")
• De sensormodule (E) en het afdekraam (G) tegen elkaar plaatsen en met
druk verbinden met de belastingsmodule (H) (afb� 5�5)
• Stroomtoevoer inschakelen (afb� 5�6)
6� Functies
Fabrieksinstellingen instelknopje
Reikwijdte-instelling (J): IR 20 m / HF 8 m
Tijdinstelling (K): 30 sec�
Schemerinstelling (L): daglichtstand
Reikwijdte-instelling IR (afb� 5�4 / J)
Instelbaar in standen
– Instelknopje maximaal = max. reikwijdte (ca. 20 m)
– Instelknopje minimaal = min. reikwijdte (ca. 5 m)
Reikwijdte-instelling HF (afb� 5�4 / J)
Instelbaar in standen
– Instelknopje maximaal = max. reikwijdte (ca. 8 m)
– Instelknopje minimaal = min. reikwijdte (ca. 1 m)
Tijdinstelling (afb� 5�4 / K)
Instelbaar in standen.
De gewenste nalooptijd kan tussen 30 sec. en 30 min. worden ingesteld met
het instelknopje. Na overschrijding van de drempelwaarde (aanwezigheids-
logica) schakelt de sensor na afloop van de nalooptijd uit.
IQ-modus ( )
Als de regelaar op ( ) staat, past de nalooptijd zich dynamisch, zelflerend aan
het gebruikersgedrag aan. Via een leeralgoritme wordt de optimale tijdcyclus
berekend. De kortste tijd bedraagt 5 min., de langste tijd 20 min.
- 45 -