Identificatie Van De Onderdelen - Stiga A 1500 Instruction Manual

Hide thumbs Also See for A 1500:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
2.2.2. TRANSFERROUTES
De delen van de tuin die worden gescheiden door niet te
maaien delen, moeten worden verbonden door transferroutes.
1. Bepaal tussen de mogelijke doorgangen de gemakkelijkste
transferroute waarmee u de grootste afstand tot eventuele
obstakels kunt houden en die niet door gebieden gaat die
gewoonlijk gebruikt worden voor parkeren, het doorrijden
van voertuigen of waar groepen mensen door stappen.
2. De afstand tussen de transferroute en de verschillende
hindernissen mag in geen geval kleiner zijn dan 2 meter.

2.3. IDENTIFICATIE VAN DE ONDERDELEN

ELEKTRISCH GEVAAR:
Gebruik alleen de acculader en voeding die
door de fabrikant zijn geleverd. Oneigen
gebruik kan elektrische schokken en of over-
verhitting veroorzaken.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor snijwonden aan de handen.
Gebruik beschermende handschoenen om
snijgevaar aan de handen te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor stof in de ogen.
Gebruik een beschermende bril om het gevaar
voor stof in de ogen te voorkomen.
ELEKTRISCH GEVAAR:
Sluit de voeding pas aan aan het einde van
alle installatiewerkzaamheden. Schakel in-
dien nodig tijdens de installatie de algemene
stroomtoevoer uit.
2.3.1. INSTALLATIE VAN HET OPLAADSTATION
De oplaadbasis kan in het werkgebied worden geïnstalleerd of
in een gebied dat er via een transferroute op is aangesloten.
1. Controleer de installatievereisten zoals aangegeven in
Par. 2.1.2.
2. Bereid indien nodig de grond voor zodat het oppervlak
van het laadstation (Afb. 7.L) zich op hetzelfde niveau
bevindt als het gazon, het terrein moet perfect vlak en
compact zijn om vervorming van het oppervlak van het
oplaadstation te voorkomen.
3. Bevestig het laadstation (Afb. 7.L) op de grond met de
borgschroeven (Afb. 7.M).
4. Controleer of het satellietreferentiestation (Afb. 7.A) via zijn
connector aan het oplaadstation verbonden is.
5. Sluit de voeding aan op de oplaadbasis en schroef de
connector vast.
6. Verbind de stekker van de voedingseenheid aan het
stopcontact.
7. Controleer of wanneer de robotmaaier niet in het
laadstation staat, het indicatielampje op het laadstation
(Afb. 7.N) brandt (zie Par. 3.3).
2.3.2. INSTALLATIE VAN HET
SATELLIETREFERENTIESTATION
Het satellietreferentiestation (Afb. 7.A) vereist dat de hemel
volledig zichtbaar is. Het wordt geleverd met het oplaadstation
en wordt onder de beschermkap geïnstalleerd (Afb. 7.C).
Indien het oplaadstation (Afb. 7.L) niet in een gebied is
geplaatst waar de hemel volledig zichtbaar is, moet het
satellietreferentiestation verwijderd worden (Afb. 7.A) uit het
oplaadstation en geïnstalleerd worden in een zone waar de
hemel volledig zichtbaar is.
NL
Zie de Smart User Manual voor de afzonderlijke installatie
van het satellietreferentiestation.
WAARSCHUWING:
Om veiligheidsredenen mag het satellietre-
ferentiestation nooit worden verplaatst na
het programmeren van de virtuele grenzen,
transferroutes en te vermijden gebieden.
De robotmaaier zou het geprogrammeerde
werkgebied kunnen verlaten. Als het referen-
tiestation verplaatst wordt, moet het opnieuw
geprogrammeerd worden.
2.3.3. ROBOTMAAIER OPLADEN NA DE INSTALLATIE
Laad de batterijen voor minimaal 2 uur op voordat u het
product voor de eerste keer gebruikt.
2.4. P R O G R A M M E R I N G VA N V I RT U E L E
GRENZEN, TRANSFERROUTES EN TE
VERMIJDEN GEBIEDEN
Het programmeren van virtuele grenzen, transferroutes en
te vermijden gebieden wordt uitgevoerd met behulp van de
respectievelijke begeleide procedures in de "STIGA.GO"
APP. De procedure vereist dat u de robotmaaier handmatig
bestuurt door erlangs te lopen volgens de algemene criteria
die zijn uiteengezet in Par. 2,2.
WAARSCHUWING:
Het werkgebied of de paden die door de
machine worden gebruikt voor de transfer,
moeten zo zijn ingericht dat er geen openbare
ruimten, gebieden die gewoonlijk worden
gebruikt voor parkeren, voor het doorrijden
van voertuigen of waar groepen mensen door
stappen, in vallen om schade aan mensen,
dingen of ongevallen met voertuigen te
vermijden.
WAARSCHUWING:
Voor zijn eigen veiligheid en om schade aan
mensen, dieren of dingen te voorkomen, moet
de bestuurder eerst het gebied kennen waarin
de robotmaaier handmatig geleid wordt.
Loop tijdens het besturen van de robot
voorzichtig om te voorkomen dat u valt.
WAARSCHUWING:
Het werkgebied en in het algemeen de
gebieden waarin de robotmaaier kan rijden,
moet afgebakend worden door een niet-
begaanbaar hek.
Maak de afrastering geschikt of houd toezicht
op de robotmaaier tijdens het gebruik.
3.
WERKING
3.1. H A N D M AT I G E W E R K I N G VA N
ROBOTMAAIER
De robotmaaier kan worden gebruikt zonder de werktijden
te programmeren. In deze modus voert de robotmaaier een
werkcyclus uit, keert terug naar de oplaadbasis en blijft daar
tot de volgende handmatige start.
Om de machine in deze modus te gebruiken, is het echter
noodzakelijk om de virtuele grenzen, de transferroutes en
de te vermijden gebieden te programmeren (zie Par. 2.4)
34
D E

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

A 3000A 5000

Table of Contents