Black & Decker BD 55/6 Instruction Manual For Owner's Use page 29

Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 13
E. Snelkoppeling: De snelkoppeling wordt gebruikt om de
luchtleiding op uw gereedschap te sluiten.
F. Veiligheidsventiel:
Het
veiligheidsventiel
over overmatige onderdrukzetting van de luchtreservoirs te
voorkomen. Dit ventiel wordt in de fabriek afgesteld en werkt
eerst als de reservoirdruk deze druk bereikt. Tracht niet
deze veiligheidsinrichting te verstellen of te elimineren.
Elke aanpassing van dit ventiel kan ernstig letsel veroorzaken.
Raadpleeg een bevoegd servicecentrum als het nodig is de
inrichting te controleren of onderhoudswerkzaamheden erop uit
te voeren.
G. Handgreep voor het optillen/verplaatsen.
H. Steunvoetje.
I. Netsnoer.
3. TOEPASSINGSGEBIED
De compressor dient voor de persluchtopwekking voor pneumatisch
gereedschap.
Wij wijzen erop dat onze gereedschappen overeenkomstig hun
bestemming niet geconstrueerd zijn voor commercieel, ambachtelijk
of industrieel gebruik. Wij geven geen garantie indien het gereedschap
in ambachtelijke of industriële bedrijven alsmede bij gelijk te stellen
activiteiten wordt gebruikt.
De machine mag slechts voor werkzaamheden worden gebruikt
waarvoor ze bedoeld is. Elk ander verder gaand gebruik is niet
reglementair. Voor daaruit voortvloeiende schade of verwondingen
van welke aard dan ook is de gebruiker/bediener, niet de fabrikant,
aansprakelijk.
4. NETAANSLUITING
De compressor is voorzien van een netkabel met veiligheidsstekker.
Deze kan worden aangesloten op elk veiligheidsstopcontact 230 V
~ 50 Hz dat beveiligd is door een zekering van 16 ampère. Alvorens
het apparaat in gebruik te nemen dient u er zich van te vergewissen
dat de netspanning overeenkomt met de bedrijfsspanning vermeld
op het kenplaatje van het apparaat. Lange toevoerleidingen alsmede
verlengkabels, kabeltrommels enz. leiden tot spanningsverlies en
kunnen het starten van de motor beletten. Bij temperaturen onder
+5°C start de motor eventueel moeilijk ten gevolge van stroefheid.
5. PROCEDURES VÓÓR DE START
● Controleer het toestel op transportschade. Eventuële schade
onmiddellijk aangeven aan de vervoeronderneming waarmee de
compressor werd geleverd.
● Controleer of de reservoirs afgetapt werden en geen vocht of vuil
bevatten.
● De compressor dient nabij de verbruikers te worden geïnstalleerd.
● Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidingen (verlengingen).
● Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
● De compressor niet in een vochtige of natte ruimte installeren.
● De compressor mag slechts in gepaste ruimten (goed geventileerd,
omgevingstemperatuur +5°C - +40°C) worden gebruikt. In de ruimte
mogen geen stof, zuren, dampen, explosieve of ontvlambare gassen zijn.
● De compressor is geschikt voor gebruik in droge ruimten. Hij mag
niet worden gebruikt in zones waarin met spatwater wordt gewerkt.
● Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de compressorpomp te
worden gecontroleerd.
6. GEBRUIKSAANWIJZINGEN
6.1 Startprocedures
1. Controleer of de On/Off (Aan/Uit)-schakelaar in de stand Off staat.
2. Controleer of de reservoirluchtdruk 0 PSI bedraagt.
3. Sluit de luchtslang aan op de afvoerlijn.
4. Steek de stekker van de unit in een juist geaarde contactdoos.
5. Druk de On/Off-schakelaar op On. De On/Off-schakelaar licht op
om aan te geven dat de compressor aanstaat. De compressor
schakelt automatisch de cyclus in en uit om de reservoirdruk te
behouden.
6. Stel de drukregelaar af op de juiste drukinstelling die voor het
luchtgereedschap nodig is.
6.2 Uitschakelprocedures
1. Druk de On/Off-schakelaar op Off.
wordt
ingesteld
7. SCHOONMAKEN EN ONDERHOUDEN
Let op!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheid de
netstekker uit het stopcontact.
Let op!
Wacht tot de compressor helemaal is afgekoeld! Gevaar om
brandwonden op te lopen!
Let op!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden dient de
ketel drukloos te worden gemaakt.
7.1 Reiniging
● Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mogelijk vrij van stof en
vuil. Wrijf het apparaat met een schone doek af of blaas het met
perslucht bij lage druk schoon.
● Het is aan te bevelen het apparaat direct na elk gebruik schoon te
maken.
● Maak het apparaat regelmatig met een vochtige doek en wat zachte
zeep schoon. Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen; die zouden
de kunststofcomponenten van het apparaat kunnen aantasten. Zorg
ervoor dat geen water binnen in het apparaat terechtkomt.
● Slang en spuitgereedschap moeten vóór de schoonmaakbeurt van
de compressor worden gescheiden. De compressor mag niet met
water, oplosmiddelen of iets dergelijks schoon worden gemaakt.
7.2 Aftapreservoir
Het condenswater dient elke dag afgetapt te worden, open daarvoor
de aftapklep (ref. D) (op de bodem van het drukvat) (Afb. 2).
1. Controleer of de compressor uitstaat (Off).
2. Neem de greep vast, zet de compressor schuin in de richting van
de aftapklep zodat de klep aan de onderkant van het reservoir ligt.
3. Draai aan de aftapklep om hem open te zetten.
4. Houd de compressor in de schuine stand totdat alle vocht eruit
gestroomd is.
5. Sluit de afvoerkraan.
Let op!
Het condenswater uit het drukvat bevat olieresten.
Ontdoet u zich van het condenswater op een milieuvriendelijke
manier en deponeer het op een overeenkomstige inzamelplaats.
7.3 Veiligheidsklep (ref. F)
De veiligheidsklep is afgesteld op de maximaal toegestane druk van
de druktank. Het is niet toelaatbaar de veiligheidsklep te verstellen
of de verzegeling ervan te verwijderen. Om te verzekeren dat de
veiligheidsklep, indien nodig, naar behoren werkt, dient u de klep van
tijd tot tijd in werking te stellen. Trek flink aan de ring tot perslucht
hoorbaar wordt afgeblazen (Afb. 3). Laat daarna de ring weer los.
7.4 Opbergen
Let op!
Trek de netstekker uit het stopcontact, ontlucht het apparaat
en alle aangesloten pneumatische gereedschappen. Berg de
compressor op zodat hij niet door onbevoegden in werking kan
worden gesteld.
Let op!
De compressor alleen in een droge en voor onbevoegden
ontoegankelijke omgeving opbergen. Niet kantelen, alleen recht
staand opbergen!
8. AFVALBEHEER EN RECYCLAGE
Het toestel en zijn accessoires bestaan uit diverse materialen, zoals
b.v. metaal en kunststof. Ontdoet u zich van defecte onderdelen op de
inzamelplaats waar u gevaarlijke afvalstoffen mag afgeven. Informeer
u in uw speciaalzaak of bij uw gemeentebestuur!
29

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents