Zitting - Quickie Xenon 2FF Directions For Use Manual

6.4 Zitting

Zitmat
De zitting kan qua spanning worden aangepast door enkele banden te
gebruiken. Om de spanning van de zitting aan te passen, moeten alle
banden open zijn. Door aan de banden te trekken wordt de spanning
van de zitting strakker (Fig. 6.4.1).
OPMERKING:
Als de spanning te groot is, kan het kruisframe niet in het zadel
glijden.
De zithoogte instellen:
Lichtgewicht adapter
Om de hoogte van zitting aan te passen:
• Verwijder de rubber stoppen (3) die zich in de sleuf aan de
achterzijde van de as-schacht bevinden. Verwijder de
inbusschroeven (1) met een inbussleutel. Plaats de asbeugel (2)
op de as-schacht (4) volgens de gewenste zithoogte (Fig. 6.4.2).
• Om de laagst mogelijke zithoogte te bereiken, kan de asbeugel
omgekeerd worden gemonteerd.
• Draai de inbusschroeven (1) weer aan naar 8 Nm.
• Plaats de rubber stoppen terug.
Standaard adapter
Om de hoogte van zitting aan te passen:
• Verwijder de rubber stoppen (3) die zich in de sleuf aan de
achterzijde van de as-schacht bevinden.
• Verwijder de inbusschroeven (1) met een inbussleutel. Plaats de
asbeugel (2) op de as-schacht (4) volgens de gewenste zithoogte
(Fig. 6.4.3).
• Draai de inbusschroeven (1) weer aan naar 8 Nm.
• Plaats de rubber stoppen terug.
OPMERKING:
• Een aanpassing aan de hoek van de zwenkwiel kan noodzakelijk
zijn wanneer de zithoogte achter wordt ingesteld.
• Als de as-adapter verplaatst of verwijderd werd bij het aanpassen
van de zithoogte, moet de uitlijning van de wielen en wielbasis
worden gecontroleerd, en indien nodig, worden aangepast (zie
ook het hoofdstuk 'Uitlijning wielen').
OPGELET!
Sommige schroeven die tijdens de fabricage worden gebruikt, zijn
voorzien van een schroefdraadborgingsmiddel (blauwe stip op de
draad) en kunnen slechts drie keer worden versteld voordat ze
vervangen moeten worden door nieuwe schroeven met
schroefdraadborgingsmiddel. Eventueel kunnen de schroeven
opnieuw worden gebruikt waarbij het schroefdraadborgingsmiddel
Loctite™ 243 wordt gebruikt.
XENON 2 FF
Fig. 6.4.1
Fig. 6.4.2
4
Fig. 6.4.3
4
2
77
3
1
2
3
1
Rev.2.0