5
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
6
Indicatie Speciale functies
Zie hoofdstuk „Speciale functies".
7
Toets „mode"
Om speciale functies te kiezen.
Zie hoofdstuk „Speciale functies".
8
Insteltoetsen
Met de toetsen „+" en „–" kunt
u de temperatuur van de koel-
en vriesruimte instellen.
Bovendien kunnen de speciale
functies worden in-
en uitgeschakeld.
9
„super" Toets
Om de functies
superkoelen (koelruimte) of
supervriezen (diepvriesruimte)
in te schakelen.
Zie hoofdstuk „Superkoelen" of
„Supervriezen".
Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met de insteltoets !/11
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen. Op
de temperatuurindicatie 3 knippert „AL".
Druk de alarmtoets "/5 in.
Het alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
De warmste temperatuur wordt korte tijd
weergegeven.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Koelruimte: +4 °C
■
Diepvriesruimte: –18 °C
■
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
nl
91