Instructies Voor De Installatie - Kidde PE9UK Manual

Table of Contents

Advertisement

Available languages

Available languages

0305-7211-01
2003.12.29
Over het algemeen mag het alarm niet op de volgende plaatsen gemonteerd worden:
In de garage. Bij het starten van de auto komen verbrandingsproducten vrij.
In een gebied met een temperatuur van onder 4°C of boven 37°C.
In gebieden met veel stof. Stofdeeltjes kunnen loosalarm of -storing veroorzaken.
In zeer vochtige gebieden of dicht bij badkamers. Vocht en stoom kunnen loos alarm
veroorzaken.
Dicht bij neonlampen. Elektrische "storing" kan loos alarm veroorzaken.

3. INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE

LET OP: HET TOESTEL IS AFGEDICHT. HET DEKSEL KAN ER NIET AF
1.
Haal de montageplaat van de achterkant van het alarm af door de montageplaat vast te
houden en het alarm te draaien in de richting van het pijltje "OFF" op het alarmdeksel.
2.
Om te zorgen voor esthetische uitlijning van het alarm met de gang of muur, moet de "A"-
lijn op de montageplaat parallel liggen aan de gang bij plafondinstallatie of horizontaal
liggen bij muurinstallatie.
Bij installatie in een
gang, moet de "A"-lijn
parallel aan de gang
liggen.
FIGUUR 1
Bij het plaatsen van de
batterij, moet deze veerarm
eerst in de batterijhouder
gedrukt worden. Steek de
batterij in de (2x) (let op de
polariteit) om de arm omlaag
te houden.
FIGUUR 3
3.
Nadat u de juiste plaats bepaald hebt, zoals in hoofdstuk 1 omschreven wordt, moet de
montageplaat zoals in figuur 1 op het plafond gemonteerd worden. Zie figuur 2 voor
muurinstallatie. Plaats de montageplaat tegen de muur. Zorg dat de tekst en het pijltje
"UP FOR WALL MOUNTING" (OMHOOG BIJ MUURINSTALLATIE) omhoog wijzen.
Bevestig de montageplaat met de meegeleverde schroeven en verankeringen.
4.
Op de binnenkant van de batterijklep staan instructies voor batterijplaatsing. Volg de
instructies voor correcte plaatsing van de rookalarmbatterij.
5.
Bij het plaatsen van de batterij, moet deze veerarm in de batterijhouder gedrukt worden
en de batterij geplaatst (zie figuur 3).
LET OP! ALS HET VEERTJE NIET DOOR DE BATTERIJ INGEDRUKT WORDT, GAAT DE
KLEP NIET DICHT EN KAN HET TOESTEL NIET AAN DE MONTAGEBEUGEL BEVESTIGD
WORDEN.
6.
Op de rand van de montageplaat en het alarm bevinden zich uitlijningsmarkeringen.
Nadat de montageplaat is aangebracht, moet het alarm met de uitlijningsmarkeringen
omhoog op de montageplaat bevestigd worden. Draai het alarm in de richting van het
"ON" pijltje op het alarmdeksel (zie figuur 4) totdat het dichtklikt.
18:08
Page 10
Bij installatie op een
muur, moet de "A"-lijn
horizontaal liggen en
moet het "UP FOR WALL
MOUNTING" (OMHOOG
BIJ MUURINSTALLATIE)
pijltje omhoog wijzen.
FIGUUR 2
Uitlijningsmarkeringen
Verwijderen
Installeren
FIGUUR 4
10
7.
GEBRUIK VAN DE VERGRENDELPIN: Om
uw rookalarm extra te beveiligen, is er een
vergrendeling meegeleverd in het zakje met
de schroeven en de verankeringen. Deze
vergrendelpin belet kinderen en anderen om
het alarm van de montageplaat af te halen.
Steek de pin in het gat in de zijkant van het
alarm nadat het alarm op de montageplaat
bevestigd is (zie figuur 5).
N.B.: OM DE BATTERIJ TE VERVANGEN MOET DE VERGRENDELPIN VERWIJDERD
WORDEN. TREK DE PIN MET BEHULP VAN EEN LANGE TANG UIT HET GAATJE. U KUNT
HET ALARM NU VAN DE MONTAGEPLAAT AFHALEN.
8.
Na de installatie moet het alarm getest worden door de testknop enkele seconden
ingedrukt te houden of door rook in het alarm te blazen. Het alarm hoort nu af te gaan.
LET OP! VROEGE DETECTIE VAN BRAND WERKT HET MEEST EFFICIËNT WANNEER ER IN ALLE
KAMERS EN RUIMTEN VAN HET HUIS BRANDALARMS AANWEZIG ZIJN, VOLGENS DEZE
OPSTELLING: EEN ROOKALARM IN ELK SLAAPGEBIED (IN DE BUURT VAN - MAAR BUITEN DE
SLAAPKAMER) EN WARMTE- OF ROOKALARMS IN DE WOONKAMER, EETKAMER, KEUKEN,
GANGEN, ZOLDER, KETELRUIMTE, TOILETTEN, BERGINGEN, KELDERS EN AANGEBOUWDE
GARAGES.
4. WERKING EN TESTEN
WERKING: Met een volle batterij en na het testen is het rookalarm in werking. Bij detectie van
verbrandingsproducten, laat het toestel een pulserend alarmgeluid van 85db horen totdat de
lucht zuiver is.
ROOD KNIPPERLICHT: Dit rookalarm is uitgerust met een rood knipperlicht. Het lampje
bevindt zich onder de testknop en knippert elke 30-40 seconden om aan te geven dat het
rookalarm gevoed wordt.
WERKING VAN ROOKDETECTIEKAMER: Dit alarm 'piept' als er onderdelen in de
rookdetectiekamer defect zijn. Dit piepgeluid wordt afgewisseld met het knipperen van het
rode controlelampje. (Als het piepgeluid gelijk valt met het knipperen van het rode
controlelampje, zie hoofdstuk 6 voor informatie over lege batterijen).
TESTEN: Test het alarm door ten minste 5 seconden op de testknop op het deksel te drukken.
Als de bedrading, het alarm en de batterij in werking zijn gaat het alarm hierdoor af. Als er geen
alarm afgaat, zijn de batterijen leeg of is er een andere storing. U kunt het alarm ook testen
door er rook in te blazen.
TEST HET ALARM WEKELIJKS OF NA EEN LANGE PERIODE VAN AFWEZIGHEID OP EEN
GOEDE WERKING. Onregelmatig of zacht alarmgeluid kan duiden op een storing en in dit
geval moet het alarm teruggezonden worden voor onderhoud (zie hoofdstuk 9).
5. LOOS ALARM
Rookalarms zijn ontworpen voor zo min mogelijk overlast. Het alarm gaat meestal niet af door
sigarettenrook, tenzij de rook direct in het alarm geblazen wordt. Verbrandingsdeeltjes die bij
koken vrijkomen kunnen het alarm activeren als het zich dicht bij het kookgebied bevindt. Er
komen grote hoeveelheden verbrandingsdeeltjes vrij bij kokend water of overkoken. Gebruik
van een afzuigkap boven het fornuis (niet hercirculerend) helpt ook om verspreiding van deze
verbrandingsproducten door de keuken te vermijden.
Als het alarm afgaat, moet u eerst naar brand zoeken. Als er brand is, moet u naar buiten gaan
en de brandweer bellen. Als er geen brand is, moet u controleren of één van de redenen in
hoofdstuk 2 de oorzaak van de activering geweest is.
FIGUUR 5
Vergrendelpin extra beveiliging
11

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents