Installatie-Instructies; Sensor Test - GE SlimLine 868 GEN2 Installation Instructions Manual

Door/window sensor
Table of Contents

Advertisement

NL

Installatie-instructies

Inleiding
Dit zijn de GE SlimLine deur-/raamsensor 868 GEN2 Installatie-
instructies voor de modellen TX-1011-03-1, TX-1011-03-3,
RF1011-03-1 en RF1011-03-3. U kunt de sensor installeren op
deuren, ramen en een heleboel andere voorwerpen die kunnen
worden geopend en gesloten. De sensor stuurt signalen naar de
centrale wanneer de afstand van de sensor ten opzichte van een
magneet die vlakbij de sensor is gemonteerd, groter of kleiner wordt.
Gecodeerde signalen zorgen voor een beveiligde draadloze
communicatie. De sensor beschikt over een wand- en
behuizingsabotagevoorziening voor extra beveiliging.
Richtlijnen voor de installatie
Hiervoor gelden de volgende richtlijnen:
• Monteer de sensor op het deurkozijn en de magneet op de deur.
Als u de sensor op dubbele deuren wilt gebruiken, monteert u
de sensor op de minst gebruikte deur en de magneet op de
andere deur.
• Plaats sensoren, indien mogelijk, niet verder weg dan 30 meter
van de centrale. Hoewel een zender een bereik van meer dan
150 meter kan hebben en buiten een nog groter bereik, kan de
omgeving van de installatie een aanzienlijke invloed hebben op
het bereik van de zender. Soms kan het wijzigen van de
sensorlocatie helpen om ongunstige draadloze
omstandigheden op te lossen.
• Zorg ervoor dat de pijl op de magneet naar de markering op de
sensor is gericht (Afbeelding
• Plaats de sensoren minstens 12 cm boven de grond om
beschadiging te voorkomen.
• Monteer de sensoren niet in gebieden waar ze worden
blootgesteld aan vocht of waar het bedrijfstemperatuurbereik
van 0 tot 49°C (0 tot 120°F) wordt overschreden.
• Monteer indien mogelijk rechtstreeks op een steun. Indien er
geen steun beschikbaar is, gebruik dan plastic verankeringen.
• Verwijder de interne contactschakelaars die niet in gebruik zijn.
Benodigdheden
U hebt het volgende gereedschap en materiaal nodig:
• Twee #6 x 1,00 inch kruiskopschroeven en twee plastic
verankeringen voor het monteren van de sensor (bijgeleverd);
• Twee #6 x 0,625 inch kruiskopschroeven voor het monteren van
de magneet (bijgeleverd).
• Eén #4 x 0,250 inch kruiskopschroef om de behuizing van de
sensor vast te zetten op de achterplaat van de sensor
(bijgeleverd); en een
• Kruiskopschroevendraaier.
Programmering
In de volgende procedure wordt beknopt beschreven hoe u de sensor
in het geheugen van de centrale programmeert. Raadpleeg de
documentatie van uw centrale voor de volledige
programmeringsgegevens.
1.
Voor het verwijderen van de sensorbehuizing steekt u een
kleine schroevendraaier in de sleuf (
uiteinde van de sensor, waarna u de behuizing kunt optillen.
2.
Plaats indien nodig de batterij in de batterijhouder waarbij u de
juiste polariteit in acht neemt.
zijde van de batterij aan.
3.
Zet de centrale in de programmeerstand.
4.
Ga naar het menu Inleren RF Mod./RF Sensor.
5.
Druk de sabotageschakelaar op de sensor in en laat deze los
zodra de centrale reageert.
6.
Selecteer de geschikte sensorgroep en het sensornummer.
7.
Verlaat de programmeerstand.
Programmering en draadloze communicatie controleren
Voordat u de sensor monteert, moet u controleren of op de
montagelocatie van de sensor voldoende draadloze communicatie
met de centrale kan worden verkregen.
Om dit te controleren, gaat u als volgt te werk:
1.
Zet de centrale/ontvanger in de teststand voor de sensor.
2.
Ga met de sensor naar de montagelocatie.
3.
Houd de magneet naast de pijl aan het uiteinde van de sensor
en trek vervolgens de magneet weg van de sensor.
4.
Luister naar de pieptonen van de sirene om te bepalen of de
juiste reactie wordt verkregen (raadpleeg de documentatie van
uw centrale/ontvanger).
5.
Verlaat de teststand voor de sensor.
4
).
A
in Afbeelding
1
) aan het
A
in Afbeelding
2
geeft de +
Montage
Als u de sensor wilt monteren, gaat u als volgt te werk:
1.
Monteer de achterplaat van de sensor met twee #6 x 1,00 inch
kruiskopschroeven (bijgeleverd) in het T-montagegat (
L-montagegat (
B
) in Afbeelding
a.
Begin met zowel de T- en L-schroeven en draai ze slechts
voor de helft in.
b.
Houd de achterplaat waterpas en zet eerst de L-schroef
vast.
c.
Zet als laatste de T-schroef vast (draai de T-schroef niet te
vast aan).
2.
Verwijder de magneet uit de basis.
3.
Lijn de pijl van de magneet uit met de kleine uitsparing aan de
zijkant van de sensor, afhankelijk van welke interne
contactschakelaar wordt gebruikt (Afbeelding
4.
Verwijder ongebruikte contactschakelaars. Knip de draden zo
dicht mogelijk bij de printplaat af.
5.
Monteer de montageplaat van de magneet met de #6 x
0,625 inch kruiskopschroeven (bijgeleverd) op niet meer dan
1 cm afstand van de montageplaat van de sensor (
Afbeelding
4
). Plaats de behuizing van de magneet terug.
6.
Bevestig de behuizing van de sensor op de onderplaat.
7.
Als u het draadloze systeem wilt installeren volgens
EN50131-1-richtlijnen, bevestigt u de behuizing van de sensor
met de schroef (de bijgeleverde #4 x 0,250 inch kruiskopschroef)
in het schroefgat van de behuizing (
Sensortest
Met de sensortest kunt u de communicatie tussen de sensor en de
centrale controleren.
Als u de sensor wilt testen, gaat u als volgt te werk:
1.
Zet de centrale/ontvanger in de sensorteststand (raadpleeg de
documentatie bij uw centrale/ontvanger).
2.
Open de deur/raam die met de sensor wordt beveiligd. De
sensor verstuurt een signaal.
3.
Luister naar de pieptonen van de sirene om te bepalen of de
juiste reactie wordt verkregen (raadpleeg de documentatie van
uw centrale/ontvanger).
4.
Sluit de teststand voor de sensor af.
Bedrading voor extern contact
Gebruik de volgende specificaties voor het externe contact:
• Maximum draadlengte: 8 m (26 ft.).
• Draad: 0,7112 mm snoerdraad.
• Schakelaars: Hermetisch afgesloten externe schakelaars
(afgesloten contactschakelaar) die bij een alarm minimaal
250 milliseconden lang openen of sluiten.
Opmerking: Sluit niet meer dan vijf externe contacten aan op een
deur/raamsensor.
U kunt de aansluitblokken op de sensor (
aansluiten met draden van een extern contact. Een contact bevat
zowel alarm- als sabotagebedrading. Het externe contact is
aangesloten met twee 4K7 eindelusweerstanden: één
seriegeschakeld met en één parallelgeschakeld over het externe
contact (
B
in Afbeelding
5
). Eindelusweerstanden moeten bij het
externe detectieapparaat worden geïnstalleerd voor een goede
supervisie. Dit levert de volgende waarden op voor een normaal
gesloten configuratie:
Open/kortsl. = Sabotage
1 R (4700 ohms) = Alle apparaten gesloten (normaal)
2 R (9400 ohms) = Alarm
De batterij vervangen
Wanneer het systeem aangeeft dat er een batterijfout is opgetreden,
vervangt u deze onmiddelijk. Gebruik de aanbevolen batterijen (zie
Specificaties) of neem contact op met de technische dienst voor meer
informatie. Lever gebruikte batterijen in volgens de instructies bij de
batterijen en/of volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.
Als u de batterijen wilt vervangen, gaat u als volgt te werk:
1.
Open de behuizing van de sensor.
2.
Verwijder de batterij en lever deze in volgens de plaatselijke
wet- en regelgeving.
3.
Plaats de nieuwe batterij, waarbij u de juiste polariteit in acht
neemt.
4.
Voer een sensortest uit om de sensor opnieuw te
synchroniseren met de centrale. Zie Sensortest.
A
) en
3
.
4
).
A
in
in Afbeelding
).
B
1
A
in Afbeelding
5
)
9

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

Tx-1011-03-1Tx-1011-03-3Rf1011-03-1Rf1011-03-3

Table of Contents