16
De computer vergrendelen
Het notebook bevat een Kensington-compatibel beveiligingssleuf voor een
veiligheidsslot.
Wikkel een beveiligingskabel rond een vast, onwrikbaar object, zoals een tafel
of een handgreep van een lade. Plaats het slot in de uitsparing en draai de
sleutel om zodat het slot is vergrendeld. Er zijn ook modellen beschikbaar
zonder Kensington-slot.
Wachtwoorden gebruiken
U kunt drie typen wachtwoorden instellen om ongeoorloofd gebruik van uw
computer te voorkomen. Deze wachtwoorden beveiligen uw computer en uw
gegevens op verschillende niveaus:
Met een beheerderswachtwoord (Supervisor Password) voorkomt u
•
ongeoorloofde toegang tot de BIOS utility. Als u een Supervisor-
wachtwoord instelt, moet u dit wachtwoord typen om toegang te
verkrijgen tot de BIOS utility. Zie "BIOS utility" op pagina 23.
Met een gebruikerswachtwoord (User Password) voorkomt u
•
ongeoorloofd gebruik van uw computer. Combineer het gebruik van dit
wachtwoord met wachtwoordbeveiliging tijdens het opstarten en bij het
activeren vanuit de Slaapstand voor een maximale beveiliging.
Door een wachtwoord bij opstarten (Password on Boot) in te stellen om de
•
computer te starten vermijdt u dat derden zich een toegang verschaffen
tot uw gegevens. Combineer het gebruik van dit wachtwoord met
wachtwoordbeveiliging tijdens het opstarten en bij het activeren vanuit de
Slaapstand voor een maximale beveiliging.
Belangrijk! Vergeet uw beheerderswachtwoord niet! Als u het
wachtwoord vergeet, moet u contact opnemen met uw
leverancier of een erkend servicecentrum.
Wachtwoorden invoeren
Als er een wachtwoord is ingesteld, wordt middenin het scherm een
wachtwoordvenster weergegeven.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, wordt dit gevraagd als u
•
tijdens het opstarten op <F2> drukt voor het BIOS utility.
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op <Enter> als u het BIOS
•
utility wilt gebruiken. Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er
een waarschuwing. Probeer het opnieuw en druk op <Enter>.