Ingrediënten Met De Hulp- Stukken Verwerken; Momentschakeling Gebrui- Ken; Verwerking Afsluiten - Bosch MUMS6 Series Information For Use

De kom op het basisapparaat
3.
plaatsen.
→ Fig. 8
Op de uitsparingen op het basis-
apparaat letten.
De kom tegen de klok in draaien
4.
tot deze vastklikt.
→ Fig. 9
Het deksel op de hoofdaandrijving
5.
aanbrengen tot het vastklikt.
10
→ Fig.
De vulopening moet naar voren
wijzen.
Het hulpstuk in de hoofdaandrij-
6.
ving drukken tot het vastklikt.
11
→ Fig.
De beschermkap
hoofdaandrijving volledig afdek-
ken.
De ingrediënten in de kom doen.
7.
12
→ Fig.
De ontgrendelknop indrukken en
8.
de draaiarm omlaag drukken tot
deze vastklikt.
13
→ Fig.
7.2 Ingrediënten met de hulp-
stukken verwerken
De stekker in het stopcontact ste-
1.
ken.
De draaischakelaar weer op de ge-
2.
wenste snelheid zetten.
14
→ Fig.
a Op het display worden de ingestel-
de snelheid en de verwerkingsduur
weergegeven.
a Als de snelheid wordt veranderd,
begint de verwerkingsduur op-
nieuw bij 0 seconden.
moet de
De Bediening in essentie nl
Indien gewenst bijkomende ingre-
3.
diënten tijdens de verwerking door
de vulopening toevoegen.
→ Fig. 15
Om grotere hoeveelheden bij te
vullen het toestel uitschakelen, de
draaiarm openen en de ingrediën-
ten in de kom doen.
De ingrediënten zo lang verwerken
4.
tot het gewenste resultaat is be-
reikt.
De draaischakelaar op
5.
16
→ Fig.
Wachten tot het apparaat stilstaat.
7.3 Momentschakeling ge-
bruiken
De draaischakelaar op
1.
en vasthouden.
→ Fig. 17
a De ingrediënten worden op de
hoogste snelheid verwerkt.
De draaischakelaar loslaten.
2.
18
→ Fig.
a De draaischakelaar springt op
a De verwerking wordt gestopt.
Tip: De momentschakeling is bijzon-
der geschikt voor het gebruik van het
glazen mixeropzetstuk.
7.4 Verwerking afsluiten
De stekker uit het stopcontact ha-
1.
len.
19
→ Fig.
De ontgrendelknop indrukken en
2.
de draaiarm omhoog bewegen tot
deze vastklikt.
→ Fig. 20
Als de draaiarm moeilijk kan wor-
3.
den geopend of als er veel deeg
aan het hulpstuk hangt, als volgt te
werk gaan:
zetten.
draaien
⁠ .
109