3.5 Definitie sensorinterfaces
Alle interfaces van het NAUTICAST™ Inland AIS voldoen aan de IEC-61162-1 / -2 en NMEA-
0183 HS 3.0 specificaties (aangepast aan RS422 parameters).
3.5.1 Talker Drive Circuits (zendtrap)
De uitgaande stroom van de inferfaces is begrensd tot 50mA. De interfaceschakeling voldoet
daarmee aan de voorwaarden van de ITU-T V.11.
3.5.2 Listener Receiver Circuits (ontvangsttrap)
Er kunnen verschillende ontvangers aan een zender worden aangesloten. In de
aansluitingsdoos bevindt zich voor elke ingang een afsluitweerstand van 120Ohm.
De ingangen van het toestel zijn galvanisch gescheiden. De ingangsimpedantie bedraagt
30KOhm
3.5.3 Galvanische scheiding
De twee signaalleidingen A en B zijn galvanisch gescheiden, d.w.z. dat ze elektrisch niet met
elkaar verbonden zijn. De signaalmassa C mag niet aan de scheepsmassa noch aan de
massa van de voedingsstroom worden aangesloten. Deze scheiding voldoet aan de IEC
60945.
3.5.4 Maximum spanning aan de bus
De maximum toegelaten spanning tussen de signaalleidingen A en B en tussen AB en de
massa C is geregeld in de ITU-T V11. Als bescherming tegen verpoling of onbedoelde
aansluiting aan oude zendtrappen zijn alle ontvangers voor onbepaalde tijd bestand tegen
een maximum spanning van 15V tussen de twee signaalleidingen en tussen signaalleiding en
massa.
3.5.5
Gegevenstransmissie
De gegevens worden serieel asynchroon en compatibel met de IEC 61162-1 getransfereerd.
De eerste bit is de start-bit die door de gegevens-bits wordt gevolgd (de least significant bit is
de eerste).
De volgende parameters worden gebruikt:
– Baud rate 38 400 (bits/s) 9600 (bits/s) 4 800 (bits/s)
– Data bits 8 (D7 = 0), parity none
– Stop bits 1.
Y1-03-0212-2H
14