Märklin 37868 Manual page 5

Rbe 2/4 roter pfeil
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 8
Informations concernant la locomotive réelle
Du milieu à la fin des années 1930, les chemins de fer
fédéraux suisses (CFF) mirent en service la célèbre «Flèche
Rouge» de la série CLe 2/4. Les exigences relatives à ces
automotrices légères allaient du trafic rapide aux voyages
organisés prestigieux - entre autres sur la ligne du Saint-
Gothard - en passant par le trafic régional.
Avec une vitesse maximale de 125 km/h, les 7 Flèches
rouges firent honneur à leur nom, dépassant de loin le reste
du trafic ferroviaire suisse qui devait se contenter de 100
km/h. La construction légère était tout aussi innovante que
le mécanisme à air comprimé pour l'ouverture et la ferme-
ture des portes coulissantes télescopiques. Les bogies très
écartés et la caisse surbaissée devaient garantir un rou-
lement stable pour ces véhicules de 33 tonnes seulement.
Les deux avant-corps aérodynamiques logeaient d'un côté
le transformateur à bain d'huile et de l'autre côté, les deux
moteurs de traction branchés en série ; dans le compar-
timent voyageurs se trouvaient deux cabines de conduite
dans lesquelles le mécanicien pouvait travailler assis; le
banc à ses côtés offrait place encore à deux voyageurs qui
pouvaient jouir pleinement de la vue sur la ligne.
Durant leur vie active, les Flèches rouges connurent
plusieurs transformations, innovations techniques ainsi que
plusieurs réimmatriculations ; c'est en tant que RBe 2/4 que
la première fut réformée et ferraillée en 1966. Jusqu'en 1974,
2 véhicules restèrent dans le parc des CFF, dont un fut vendu
aux OeBB (Oensingen Balsthal Bahn) et circula encore
plusieurs années dans une inhabituelle livrée bleue.
Informatie van het voorbeeld
Midden tot eind jaren 1930 stelden de Schweizerische Bun-
desbahnen (SBB) de beroemde Rote Pfeile van de serie CLe
2/4 in dienst. Het eisenpakket van het lichte treinstel reikte
van snelverkeer en regionale inzet tot en met prestigieuze
gezelschapsritten, onder andere over de Gotthardlijn.
De 7 Rote Pfeile deden hun naam alle eer aan, maar ze
waren met hun maximumsnelheid van 125 km/h het overige
spoorverkeer Zwitserland, dat met 100 km/h maximumsnel-
heid toe moest, huizenhoog de baas. De lichte constructie
was even baanbrekend als het persluchtmechanisme om de
telescopische schuifdeuren te kunnen openen en sluiten. De
ver uit elkaar getrokken draaistellen en de laag gelegde op-
bouw moesten een rustige loop voor de slechts 33 ton zware
voertuigen garanderen. In de beide gestroomlijnde voorbou-
wen waren aan de ene kant de oliegekoelde transformator
en aan de andere kant de beide, in serie geschakelde
rijmotoren ondergebracht en in de reizigersruimte bevonden
zich twee cabines, waarin de machinist zittend zijn arbeid
verrichten kon; op de bank naast hem vonden nog 2 andere
reizigers plaats, die van het perfecte uitzicht op het traject
genoten.
De Rote Pfeile beleefden in hun actieve periode meerdere
verbouwingen en technische vernieuwingen en ze werden
als type meerdere keren herbenoemd: als RBe 2/4 werd de
eerste in 1966 buiten dienst gesteld en verschroot. Tot 1974
bleven 2 voertuigen in het bestand van de SBB, waarvan er
een aan de OeBB (Oensingen Balsthal Bahn) verkocht werd
en nog meerdere jaren in een ongewone, blauwe kleurstel-
ling onderweg was.
5

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents