Het Maaidek Afstellen; Aandrijflijn - Husqvarna Z448 Operator's Manual

Hide thumbs Also See for Z448:
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
ONDERHOUD

Het maaidek afstellen

Maaidek vlak afstellen
Stel het maaidek af terwijl de maaier op een
vlakke ondergrond staat. Zorg ervoor dat
de banden op de juiste spanning zijn. Zie
Bandendruk in het hoofdstuk Onderhoud.
Als de banden te zacht of te hard zijn, kan het
maaidek niet goed worden afgesteld. Als het
maaidek verkeerd is afgesteld, wordt het gazon
ongelijkmatig gemaaid.
De hoogte en hellingshoek van het maaidek
worden geregeld via vier sleuven. Zet het dek
aan de achterkant iets hoger.
OPMERKING: Voor de nauwkeurigheid van
de afstelprocedure moet de aandrijfriem van
het maaidek worden geïnstalleerd voordat het
maaidek wordt afgesteld.
1. Draag stevige handschoenen. Draai elk
bladuiteinde om het aan weerskanten uit te
lijnen met het maaidek.
2. Meet de afstand vanaf het vloeroppervlak tot
aan de onderkant van het bladuiteinde aan
de uitlaatzijde van het maaidek. Noteer de
gemeten waarde. Ga naar de andere kant
en controleer of de afstand daar hetzelfde
is. Indien aanpassing nodig is, draait u de
borgmoer bovenaan de achterste stangen
los en stelt u af tot de twee afstanden aan
weerszijden gelijk zijn. Houd deze afstand
aan.
226
3. Draai de twee buitenste bladen tot deze voor
en achter zijn uitgelijnd met het maaidek.
Schuif de voorste bevestigingsbouten
omhoog of omlaag tot de achterste
bladuiteinden aan de achterkant 3,175
tot 9,525 mm hoger staan dan de voorste
bladuiteinden.
4. Controleer alle afstanden een keer extra.
De hoogte van de bladuiteinden moet aan
weerszijden gelijk zijn. Aan de achterkant
moeten de bladuiteinden 3,175 tot 9,525
mm hoger staan dan aan de voorkant. Aan
de voorkant moeten de bladuiteinden aan
weerszijden even hoog zijn.
OPMERKING: Hierdoor wordt het maaidek in een
standaardmeetpositie geplaatst. Afhankelijk van
het soort gras dat wordt gemaaid en afhankelijk
van de omgevingsomstandigheden zijn mogelijk
extra afstellingen nodig om het gewenste
maairesultaat te krijgen.

Aandrijflijn

Regelmatig extern onderhoud van de aandrijflijn
dient het volgende te omvatten:
1. Controleer het oliepeil van elke transmissie.
Wanneer de motor koud is, moet het oliepeil
de onderkant van elke peilstok voor de
transmissieolie raken.
2. Controleer de aandrijfriem van het voertuig,
de geleidepoelie(s) en de veer (veren) van
de geleiderol. Zorg ervoor dat de riem niet
kan slippen. Slippen kan leiden tot een lage
ingangssnelheid voor de transmissies.
3. Controleer de koelventilator van elke
transmissie op gebroken of verbogen
schoepen. Verwijder alle obstructies, zoals
resten gemaaid gras, bladeren of vuil.
4. Controleer de parkeerrem en het
stangenstelsel van het voertuig om er zeker
van te zijn dat ze goed werken.
5. Controleer het stangenstelsel van de
voertuigregeling dat verbonden is met
de richtingsregelarm op de transmissies.
Zorg er ook voor dat de besturingsarm
correct is bevestigd aan de draaitap van de
transmissies.
6. Controleer de omloophendels op de
transmissies en zorg ervoor dat ze vrij
kunnen draaien.
BELANGRIJKE INFORMATIE Elke servicedealer
die een reparatie uitvoert onder de garantie,
moet vooraf goedkeuring hebben voordat
onderhoud aan een Parker®-product wordt
uitgevoerd, tenzij de servicedealer een actueel
geautoriseerd Parker™-servicecentrum is.

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents