Montage Van De Unit - Daikin FWD04ACTN6V3 Installation And Operation Manual

Ducted fan coil units
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 1
a
fmetingen
Aanzuigmodule met plat filter klasse EU 2 (Zie afbeelding 2)
Standaardunit (Zie afbeelding 5)
De afmetingen aan de linkerkant zijn voor hydraulische
aansluitingen aan de linkerkant; de afmetingen aan de rechterkant
zijn voor hydraulische aansluitingen aan de rechterkant.
1
6 gleuven met snelkoppeling
2
Condensaatafvoer - horizontale installatie
3
Condensaatafvoer - verticale installatie
4
Hydraulische aansluitingen
4 = standaardwarmtewisselaar
4 DF = extra warmtewisselaar
5
Luchtaanvoer
6
Luchtaanzuiging
6A = leveringsvoorwaarden
6B = kan worden gewijzigd bij de installatie
7
Rond op voorhand nagesneden element (Ø100 mm) voor
verseluchtaanzuiging
m
ontage
De airconditioning- en warmeluchtverwarmingsunits van de FWD-
reeks kunnen horizontaal of verticaal worden geïnstalleerd. Contro-
leer of de gewenste installatie overeenstemt met één van de afbeel-
dingen in afbeelding 3, waarin beide mogelijke configuraties (AA of
AB) geschikt zijn voor verwarmen en koelen.
Bij de normale werking en met name met de ventilator op de minimumsnelheid
en een omgevingslucht met een hoge relatieve vochtigheid, kan condens
ontstaan op de luchtuittrede en bepaalde delen van de uitwendige structuur van
het apparaat. Om dergelijke fenomenen te vermijden en het apparaat deson-
danks binnen de voor het apparaat voorziene bedrijfslimieten te houden, moet
de (gemiddelde) temperatuur van het water in de warmtewisselaar beperkt wor-
den.Het verschil tussen de druppeltemperatuur van de lucht (TA,DP) en de ge-
middelde watertemperatuur (TWM) mag NIET groter zijn dan 14 °C volgens de
volgende verhouding: TW>TA,DP-14 °C
Voorbeeld: bij omgevingslucht met een temperatuur van 25°C en een relatieve
vochtigheid van 75% is de druppeltemperatuur gelijk aan 20 °C en dus moet het
water in de warmtewisselaar een gemiddelde temperatuur hebben die hoger is
dan 20-14 = 6 °C om te voorkomen dat condens kan ontstaan. Bij een lange
stilstand van de unit, met stilstaande ventilator en de circulatie van koud water in
de warmtewisselaar, kan ook op de buitenkant van het apparaat con ens
ontstaan. In dit gevalwordt geadviseerd om een 3-wegklep (of 2-wegklep) te in-
stalleren zodat de waterstroom in de warmtewisselaar onderbroken kan worden
wanneer de ventilator niet werkt.
Horizontale of verticale installatie
(Zie afbeelding 3)
AA
Inlaat en uitlaat van lucht liggen in een rechte lijn
AB
Inlaat van lucht ligt niet in een rechte lijn met de uitlaat van lucht
Configuratie van de unit
De units worden altijd in de AA-configuratie geleverd, maar de
luchtinlaatpositie kan bij de installatie worden gewijzigd.
Beschrijving van de set (Zie afbeelding 6)
1
Bovenste afdekpaneel
2
Onderste afdekpaneel
3
Op voorhand nagesneden element voor externe luchtinlaat
4
Centrifugale ventilatoren
5
Standaardwarmtewisselaar
6
Extra warmtewisselaar (DF)
7
Condensaattank voor muurmontage (buis Ø3/8")
8
Condensaattank voor plafondmontage (buis Ø3/8")
9
Hydraulische aansluitingen warmtewisselaar
10
Aansluitingen condensaatafvoer
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
11
Klemmenstrook
12
Dragende structuur
Installeer best eventuele accessoires op de standaarduitrusting vóór
de installatie, en gebruik hiervoor de technische fiches.
De inlaat- en aanvoerleidingen zijn rechthoekig en voorzien van gaten
voor de beschikbare accessoires. Aan beide zijpanelen van de unit is
een op voorhand nagesneden element (Ø100 mm) voorzien voor de
rechtstreekse aanzuiging van verse lucht.
Als de installatie verschilt van de leveringsvoorwaarden, moet de
layout worden veranderd door de unit te demonteren zoals getoond in
afbeelding 6.
De aansluitingen van de warmtewisselaar kunnen als volgt naar de
andere kant worden gedraaid:
1
verwijder de bovenste en onderste afdekpanelen (1+2),
2
verwijder de condensaattank voor de horizontale installatie (8),
3
draai de 4 bevestigingsschroeven van de motorsteun los, maar zonder de
schroeven er helemaal uit te draaien (7),
4
verwijder de warmtewisselaar (5) door de 4 bevestigings schroeven los te
draaien, trek hem naar buiten en draai hem; verwijder de op voorhand
nagesneden elementen in het paneel aan de andere kant, en plaats de
warmtewisselaar terug en schroef de schroeven vast,
5
monteer de eerder vermelde componenten weer,
6
sluit de uitlaatopeningen van de eerder gebruikte verdeel stukken met
anticondenserend isolatiemateriaal.

Montage van de unit

Bevestig de standaardunit tegen het plafond of de muur met minstens
4 van de 6 gleuven;
Voor horizontale installatie (plafondmontage) gebruikt u best M8-
schroefstangen, schroefankers die het gewicht van de unit
kunnen dragen; voorzie in de positionering van de unit met 2 M8-
bouten en een ring met een diameter die past voor de gleuf en
dan voor het bevestigen van de unit.
Voor u de contramoer vastdraait moet u de hoofdmoer zodanig
vastdraaien dat de unit goed hangt, d.w.z. zodanig dat het
condensaat goed kan worden afgevoerd (zie afbeelding 4).
De juiste helling wordt bereikt door de inlaat naar beneden te
laten aflopen t.o.v. de uitlaat tot een hoogteverschil van ongeveer
10 mm tussen de twee uiteinden. Voer de hydraulische
aansluitingen
met
de
koeltoepassingen, met de condensaatafvoer. Gebruik één van de
2 afvoeren van de hulptank die zichtbaar zijn aan de buitenkant
van de zijpanelen van de unit (zie afbeelding 5): horizontale (tank)
en verticale condensaatafvoer.
Voor verticale installaties (muurmontage) bevestigt u de unit
zodanig dat water via de condensaatafvoer wordt afgevoerd. Een
helling die overeenstemt met een niveauverschil van 5 mm
tussen de twee zijpanelen volstaat.
De twee condensaatafvoerpijpen van de hoofdtank zitten in de
zijpanelen en zijn bereikbaar via een doorgang van het
membraantype die moet worden geperforeerd om er de afvoerpijp
doorheen te steken.
Verwijder deze doorgang van het membraantype niet omdat hij
voorkomt dat de scherpe rand van het gat in het zijpaneel na
verloop van tijd de condensaatafvoerpijp zou beschadigen.
Om de unit aan te sluiten op de condensaatafvoerleiding, gebruikt
u een rubberslang die u met een metalen klem op de geselecteerde
afvoerpijp (Ø3/8") bevestigt (gebruik de afvoer aan de kant van de
hydraulische aansluitingen).
Om de condensaat beter af te voeren, laat u de afvoerpijp
minstens 30 mm/m aflopen en zorgt u ervoor dat ze over de
volledige lengte vrij is van bochten of verstoppingen.
Installatie van het luchtfilter. Voor de inlaat kan de filtermodule in
dezelfde lijn als de uitlaat worden geïnstalleerd (AA-configuratie)
of in een hoek van 90° t.o.v. de unit (AB-configuratie). In het
laatste geval moet het onderste afdekpaneel vooraan worden
Ventilator - convectoren met kanaalaansluiting
warmtewisselaar
uit
en,
voor
FWD
4PW17549-3
2

Hide quick links:

Advertisement

Table of Contents
loading

Table of Contents