DeWalt DC927 Instruction Manual page 90

NEDERLANDS
draaimomentwaardeniveau op de juiste instelling
op de boorhouderkraag in te stellen, stelt u
eerst de boorhouderkraag in op een lagere
instelling om ervoor te zorgen de bevestiging op
uw specificatie wordt ingesteld.
N.B.: gebruik de laagste momentwaarde-
instelling die is vereist om de bevestiging
op de gewenste diepte te zetten. Hoe
lager het getal, hoe lager de uitvoer van de
draaimomentwaarde.
2. Draai de standbedieningskraag (c) zodat het
schroefsymbool op één lijn staat met de pijl.
3. Stel de draaimomentaanpassingskraag (d) in op
de van toepassing zijnde getalinstelling voor de
gewenste momentwaarde.
N.B.: de draaimomentaanpassingskraag
kan op ieder nummer worden ingesteld en
worden gewijzigd tussen schroevendraaien en
boorstanden met de standbedieningskraag.
BOREN (AFB. 5).
VOORZICHTIG: als de standkraag
in de boor-/hamerboorstand staat,
zal de boor niet ontkoppelen van de
positie, ongeacht de positie van de
draaimomentaanpassingskraag (d).
Draai de standbedieningskraag (c) zodat het
schroefsymbool op één lijn staat met de pijl.
N.B.: de draaimomentaanpassingskraag (d) kan op
eender welk getal worden ingesteld.
HAMERBOREN (AFB. 6)
Draai zodanig aan de standbedieningskraag (c) dat
het hamersymbool op één lijn staat met de pijl.
Draaimoment aanpassingskraag
(afb. 4)
Uw gereedschap beschikt over een aanpasbaar
momentwaarde-schroevendraaiermechanisme
met een brede keuze in bevestigingsvormen en
-maten om te kunnen schroeven en verwijderen;
en, in sommige modellen, een hamermechanisme
om in metselwerk te kunnen boren. Rondom de
draaimomentaanpassingskraag (d) staan getallen.
Deze getallen worden gebruikt om de koppeling in
te stellen ten einde een momentwaardebereik af te
leveren. Hoe hoger het getal op de kraag, hoe hoger
de momentwaarde en hoe groter de bevestiging die
kan worden aangedreven. Om één van de getallen
te kunnen selecteren, draait u eraan totdat het
gewenste getal tegenover de pijl staat.
88
Versnelling met drie snelheden
(afb. 4)
Met de versnelling met drie snelheden van uw
gereedschap kunt u van versnelling veranderen voor
een hogere keuzemogelijkheid. Om snelheid 1 te
selecteren (hoogste momentwaarde-instelling), zet
u het gereedschap uit en laat u het stoppen. Schuif
de versnelling (e) helemaal naar links. Snelheid 2
(middelste momentwaarde en snelheidinstelling)
staat in de middelste positie. Snelheid 3 (hoogste
snelheidinstelling) is naar rechts.
N.B.: verander niet van versnellingen als het
gereedschap draait. Laat de boor altijd tot een
volledige stop komen voordat u van versnelling
verandert. Als u moeite hebt met het wijzingen van
een versnelling, controleert u of de versnelling in één
van de drie snelheidinstellingen staat.
Bediening zelfklemmende
boorhouder (afb. 7–9)
WAARSCHUWING: probeer de
boortjes (of een ander accessoire) niet
vast te zetten door de voorkant van
de boorhouder vast te pakken en het
gereedschap aan te schakelen. Dit kan
leiden tot schade aan de boorhouder
en persoonlijk letsel. Vergrendel altijd de
drukschakelaar als u van accessoires
wisselt.
WAARSCHUWING: zorg dat het
boortje goed vastzit voordat u het
gereedschap opstart. Een los boortje
dat uit het gereedschap wordt
geworpen, kan persoonlijk letsel
veroorzaken.
EEN BOORTJE OF ANDER ACCESSOIRE PLAATSEN
1. Zet de trekker in de OFF (uit) positie.
2. Pak de boorhouderkraag (f) met een hand
vast en gebruik uw andere hand om het
gereedschap vast te zetten zoals weergegeven
in afbeelding 7. Draai de kraag ver genoeg
naar links (vanaf de voorkant gezien) om het
gewenste accessoire vast te zetten.
3. Plaats het boortje of ander accessoire
ongeveer 19 mm (3/4") in de boorhouder,
zoals weergegeven in afbeelding 8. Pak de
boorhouderkraag met een hand stevig vast en
draai met de andere hand de kraag naar rechts
(vanaf de voorkant gezien) om het gereedschap
vast te zetten. Draai de kraag naar rechts totdat
hij niet verder kan worden gedraaid, zoals
weergegeven in afbeelding 9. Als de boor