Download Print this page

Chamberlain SWG-0500 Installation Instructions Manual page 13

Photocells

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 6
INSTALLATIE - GARAGEDEUR
De zenderlens zendt een onzichtbare lichtstraal naar de ontvangerlens. Wordt de lichtstraal tijdens het sluiten onderbroken, dan stopt de
deur en opent weer volledig. Deze installatiemethode is gelijk voor sectionaaldeuren en kanteldeuren. De besturing CB3 maakt aansluiting
van twee fotocellen (openen & sluiten) mogelijk. In dat geval kan aan binnen- en buitenzijde van de garagedeur een stel fotocellen worden
geïnstalleerd (afb. 3). De sensoren moeten echter dusdanig worden bevestigd en aangesloten dat zender- en ontvangerlens tegenover elkaar
liggen, zoals in (afb. 3) wordt getoond. De sensoren moeten stevig op een vast oppervlak, zoals bijv. de pijlers of de wand aan beide zijden
van de deur bevestigd zijn. De onzichtbare lichtstraal mag niet worden onderbroken. Geen enkel onderdeel van de garagedeur (bijv. deurrails,
veren, scharnieren, rollen, andere kleine onderdelen) mogen de straal tijdens het sluitproces onderbreken. Is dit niet mogelijk, dan kan een
staande kolom (toebehoren) worden besteld.
Ter bescherming van kleine kinderen moeten de veiligheidsfotocellen niet hoger dan 150 mm - 200 mm boven de garagevloer
worden gemonteerd.
INSTALLATIE- DRAAIHEKKEN - SCHUIFHEKKEN
De zenderlens zendt een onzichtbare lichtstraal naar de ontvangerlens. Wordt de lichtstraal tijdens het sluiten onderbroken, dan stopt het hek en
opent weer volledig. Wordt de lichtstraal tijdens het openen onderbroken, dan stopt het hek volledig of blijft zolang stilstaan tot de lichtstraal niet
meer onderbroken is (afhankelijk van besturing en instelling). De besturingen maken de aansluiting van meerdere fotocelparen mogelijk. De
sensoren moeten stevig op een vast oppervlak geïnstalleerd zijn en recht tegenover elkaar staan. Belangrijk is daarbij dat er rekening wordt
gehouden met hellingen of schuine inritten. Kabellengten van meer dan 10 m moeten worden vermeden. Een laagstaande zon of te dunne kabels
kunnen het bereik sterk verminderen. Worden twee paar fotocellen vlak naast elkaar gemonteerd (schuifhek), dan mogen de ontvangers/zenders
zich niet aan dezelfde kant van de inrit bevinden, omdat anders een zenderlens van invloed is op beide ontvangerlenzen.
Ter bescherming van kleine kinderen moeten de veiligheidsfotocellen niet hoger dan 200 mm - 250 mm boven de inrit worden
geïnstalleerd.
MONTAGE
Voor de montage van de veiligheidsfotocel moet de stroomvoorziening uitgeschakeld worden.
1. Behuizing, zoals in afbeelding 1 getoond, openen.
2. Sensor instellen, zodat de lenzen parallel aan het hek naar elkaar gericht zijn.
3. Sensoren met schroeven / pluggen bevestigen.
4. Binnen geïsoleerde nieten gebruiken voor de bevestiging van de kabel aan wand en plafond. Buiten alleen goedgekeurde kabels gebruiken
en zo nodig deze door een lege buis aanleggen. Hoogspanning en laagspanning mogen niet door een kabel worden gevoerd, omdat dit
resulteert in storingen van de sensoren. Let op voldoende waterdichtheid van de sensoren. Absoluut de rubber afdichting voor het doorvoeren
van de kabel gebruiken.
5. De kabels (min. 2 x 0,5 mm²), zoals getoond (afb. a-h), afhankelijk van de besturing op de klemmen aansluiten.
a. Garagedeuraandrijving: kies uw model aan de hand van de afbeeldingen (a,b,c,d,e). De kabel uit de klem plus van de sensor moet op klem
3 (zwart) worden aangesloten. De andere aan de klem 2 (wit).
b. Draai- en schuifhekaandrijvingen: kies uw model aan de hand van de afbeeldingen (f,g,h) en sluit de kabels aan zoals getoond. Plus/Plus-
Min/Min
6. Voeding naar de aandrijving tot stand brengen.
a. Beide lampjes, zowel in het zendende als in het ontvangende oog lichten op, wanneer de klemaansluiting en de uitlijning correct zijn uitgevoerd.
b. Wanneer de lampjes knipperen (als de onzichtbare lichtstraal geblokkeerd is) is een uitlijning van de sensoren noodzakelijk. De behuizing
van het ontvangende oog losmaken, zodat een geringe beweging mogelijk is. Sensor verticaal en/of horizontaal afstellen, tot het rode lampje
oplicht en niet meer knippert. Eventueel aanpassen met behulp van onderlegringen.
7. CONTROLE VAN DE VEILIGHEIDSFOTOCEL
• Druk op de afstandsbedieningstoets / schakelaar voor het openen van de deur.
• Een obstakel dat groot genoeg is onder de deur (afb.2 als voorbeeld) leggen, zodat de sensorstraal in de baan van de deur wordt
onderbroken.
• Druk op de afstandsbedieningstoets/schakelaar voor het sluiten van de deur. De garagedeuraandrijving/deur sluit niet als deze met de
afstandsbediening wordt geactiveerd wanneer het lampje in een sensor knippert (wat betekent dat de sensor niet uitgelijnd is of de lichtstraal
door een obstakel wordt geblokkeerd).
U dient contact op te nemen met een vakman wanneer de opener het hek sluit, terwijl het door een obstakel wordt geblokkeerd.
FOUTOPSPORING
1. Indien het zend- of de ontvangstlampje na de installatie niet oplicht, dient u het volgende te controleren:
• Stroomvoorziening naar het aandrijving.
• Kortsluiting in de kabel. Dit kan gebeuren onder de bevestigingsklemmen of bij de aansluitklemmen.
• Verkeerde bedradingsaansluiting tussen sensor en aandrijving.
• Onderbreking van de stroomkring (onderbroken bedrading).
• Polariteit van de kabels verwisseld.
2. Indien beide sensoren knipperen:
• Sensors uitlijnen of obstakel verwijderen.
Er moet worden gecontroleerd of het signaal van de fotocel de aanwezigheid van personen of objecten (auto) herkent.
Zonder verdere extra beveiliging garanderen de sensoren niet de complete veiligheid.
Beschermingsklasse:
Temperatuurbereik:
Stroomverbruik:
Bereik:
LET OP
Door nalatigheid in het controleren en instellen
van het veiligheidsomkeringssysteem kan ernstig
of levensbedreigend letsel worden veroorzaakt
door een sluitende deur.
Een geschikte test moet eenmaal per maand
worden herhaald. Indien noodzakelijk moeten de
sensoren opnieuw worden afgesteld.
IP44
40°C + 60°C
max. 20 mA
10m
709311

Advertisement

loading