Montage; Uitlaatdruk Instellen; Instandhouding; Toepassingsgebied - Honeywell D06FN-1B Installation Instruction

Pressure reducing valve, low pressure version
Table of Contents

Advertisement

Available languages
  • EN

Available languages

  • ENGLISH, page 3
1. Installatie
Tijdens het installeren dienen de plaatselijke
voorschriften alsmede de algemene
richtlijnen en het installatievoorschrift in acht
te worden genomen. De installatieruimte
moet vorstvrij en goed toegankelijk zijn. Voor
en achter de reduceerklep moeten er
afsluiters aangebracht worden.
Bij een aansluitwijdte van 2" moet er aan
de uitgangszijde het meegeleverde
Venturi-knijpstuk met O-ring ingevoegd
worden (afb. 2).

2. Montage

1. De buisleiding goed uitspoelen.
2. De reduceerklep monteren
Venturi-knijpstuk invoegen (alleen voor
G
2", zie afb.)
Doorstroomrichting in acht nemen
G
(richting v.d. pijl)
Montage in een horizontale leiding met
G
naar beneden gerichte zeefhouder
Bij het monteren spannings- en
G
verbuigingseffecten vermijden.
Indien de aansluitstukken gesoldeerd
moeten worden, dan niet tezamen met
de reduceer klep solderen. Hoge
temperaturen maken het binnenwerk stuk.
3. Uitlaatdruk instellen (zie hoofdstuk 3).
3. Het instellen van de
uitlaatdruk
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Schroef 3 met gleuf losdraaien
Niet eruitdraaien !
G
4. Drukveer ontspannen
Afstelknop 4 naar links (-) draaien.
G
5. Klep 2 sluiten.
6. Klep 1 langzaam openen.
NL

7. Uitlaatdruk instellen

Afstelknop 4 naar rechts (+) draaien tot
G
de manometer (➩ bijbehorend onderdeel
M07) de gewenste uitlaatdruk aangeeft.
8. Schroef 3 met gleuf weer vastdraaien.
9. Klep 2 langzaam openen.
10. De drukreduceerklep is nu gereed voor
het gebruik.

4. Instandhouding

Wij raden de gebruiker aan, een
onderhouds contract met een
installatiebedrijf af te sluiten.
Overeenkomstig DIN 1988, deel 8, dienen de
volgende maatregelen te worden getroffen :
4.1 Inspectie
Eenmaal per jaar door de gebruiker of door
een installatiebedrijf te verrichten.
1. Klep 2 sluiten.
2. Controle van de ingestelde uitlaatdruk op
de manometer, wanneer er geen water
stroomt.
De druk mag niet toenemen. Blijft de druk
niet bestendig en loopt deze langzaam
op, dan dient men het binnenwerk van de
klep na te zien en eventueel te vervangen
zoals onder de rubriek "onderhoud"
beschreven.
3. Klep 2 langzaam openen.
4.2 Onderhoud
Dient door een installatiebedrijf te worden
verricht. Het tijdsinterval (1 - 3 jaar vlg. DIN
1988) is afhankelijk van de plaatselijke
bedrijfscondities.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Schroef 3 met gleuf losdraaien
G
Niet eruitdraaien !
4. Veer voor de instelwaarde ontspannen door
de afstelknop 4 naar links (-) te draaien.
5. Klep 2 sluiten.
6. Veerkap erafschroeven.
Dubbele ringsleutel ZR06K gebruiken.
➩ bijbehorend gereedschap.
7. Slipring 5 wegnemen.
8
8. Zeefhouder erafschroeven.
9. Kapmoer 6 verwijderen, membraanplaat 7
membraanprofiel 8 , membraanschijf 9
wegnemen en het verlengstuk van de
drijfstang 10 erafschroeven.
10. Afdekring 11 verwijderen.
11. Binnenwerk van de klep 12 eruitlichten.
Nazien, of afdichtring 13 , knijpstuk-
rand 14 en groefring 15 in goede staat
verkeren en zonodig het binnenwerk
volledig vervangen. Filterhuls 16
schoonmaken.
12. Montage in omgekeerde volgorde.
Met de vinger op het membraan drukken
alvorens slipring 5 aan te brengen.
13. Uitlaatdruk door draaien van de
afstelknop instellen (zie hoofdstuk 3).
4.3 Reiniging
Zonodig kan de zeefhouder en de filterhuls
gereinigd worden. Dit kan door de gebruiker
of door een installatiebedrijf gedaan worden.
Voor het reinigen van synthetische onder-
delen geen schoonmaakproducten
gebruiken, die oplosmiddelen bevatten.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk aan de kant van de afloop
ontlasten (bijv. door watertaps).
3. Klep 2 sluiten.
4. Zeefhouder erafschroeven.
5. Filterhuls 16 verwijderen, reinigen en weer
aanbrengen.
6. O-ring 17 licht met siliconvet insmeren en
op de zeefhouder drukken.
7. Zeefhouder er weer inschroeven.
8. Klep 1 en 2 langzaam openen.
* In het kader van de toelatingsprocedure van de installatie volgens
PED moet ook dit product als deel van de installatie worden
gecertificeerd.
NL

5. Toepassingsgebied

Medium
Water en andere niet bijtende
vloeistoffen, perslucht* en
stikstof*
Inlaatdruk
max. 25 bar
Uitlaatdruk
0,5 - 2 bar
Bedrijfs-
temperatuur max. 70 °C met messing
zeefhouder
max. 70 °C met doorzichtige
zeefhouder
Minimum drukverlies 0,5 bar
Aansluitingswijdten
1
/
" - 2"
2
Op plaatsen waar sprake is van U.V
straling en dampontwikkeling
veroorzaakt door oplosmiddelen het
messing zeef SM06T gebruiken.
6. Veiligheidswenken
1. Bedient u zich van de apparatuur
in onberispelijke conditie
G
overeenkomstig de doelstelling
G
daarvan
rekening houdend met veiligheid en
G
mogelijke gevaren.
2. Neemt u het installatievoorschrift in acht.
3. Laat u defecten, die aan de veiligheid
afbreuk kunnen doen, onmiddellijk
verhelpen.
4. De drukreduceerklep D06FN is
uitsluitend bestemd voor de in dit
installatievoorschrift vermelde
toepassingsgebieden. Een ander of
daaraan te buiten gaand gebruik wordt
geacht in strijd te zijn met zijn doelstelling.
5. Alle montagewerkzaamheden dienen
door vakkundig en daartoe gemachtigd
personeel te worden verricht.
7. Reserveonderdelen en
toebehoren
Zie bladzijden 14, 15
9

Advertisement

Table of Contents
loading

This manual is also suitable for:

D06fn-11/2bD06fn-11/4bD06fn-1/2bD06fn-3/4bD06fn-2b

Table of Contents