Als „Speciale pomp". wordt geselecteerd, moeten de volgende parameters (hoofdstuk Bedieningsmenu)
worden ingesteld:
- Min. stroom (3.1.4)
- Max. stroom (3.1.5)
- S1/S3 Gebruik van pomp (3.1.21)
S1 = pomp met eigenschap continu gebruik
S3 = schakelapparaat bewaakt de inschakeltijd van de pomp (in het menu ingestelde limietlooptijd)
Onderhoudsinterval
•
Gewenste onderhoudsinterval selecteren of navenant invoeren en met OK bevestigen, het menu Systeeminfo
wordt aangegeven, de initialisatie is afgesloten.
3.9.2 KESSEL tele-control-modem voor storingsmeldingen instellen
(Optie) In menuonderdeel 3.9 kan worden ingesteld welke gebeurtenissen van de terugstuwpompinstallatie naar
welke SMS-ontvanger worden gestuurd.
3.9.3 Aanpassing van de schakelpunten voor inbrenging van luchtbellen
(Optie) Voor zover een kleine compressor voor de inbrenging van luchtbellen is geïnstalleerd, is de volgende
aanpassing verricht:
•
Waarborgen dat de systeemtank gevuld is.
•
Kleine compressor uitschakelen.
•
Terugstuwpompinstallatie inschakelen.
•
In het bedieningsmenu 1.5.3 de aangegeven meetwaarde noteren.
•
Kleine compressor inschakelen.
•
Offsetwaarde vaststellen, daartoe de in bedieningsmenu 1.5.3 aangegeven meetwaarde aftrekken van de
van te voren genoteerde meetwaarde.
•
Offsetwaarde in bedieningsmenu 3.1.8 Inbrenging van luchtbellen offset invoeren, de schakelpunten zijn
aangepast.
3.9.4 Functiecontrole
De functiecontrole volgens de op de onderhoudskaart (zie 6.2.1) vermelde activiteiten uitvoeren.
Montage
198 / 264
03/2015